ECLI:NL:RBDHA:2023:19637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
NL23.37153
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 59a lid 1 Vw 2000; ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring

Op 25 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiseres, een Somalische vrouw, de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2023 behandeld, waarbij eiseres in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde aanwezig was. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en de zaak beoordeeld.

De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring gemotiveerd door te stellen dat er een concreet aanknopingspunt is voor een overdracht op basis van de Dublinverordening en dat er een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiseres heeft betoogd dat de zware gronden voor de maatregel onterecht zijn en dat zij met een geldig visum Europa is binnengekomen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiseres zich in het verleden aan het toezicht heeft onttrokken en dat zij niet op de juiste wijze Nederland is binnengekomen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een lichter middel dan bewaring op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak. De staatssecretaris heeft voldoende voortvarend gehandeld in de overdracht van eiseres en er zijn geen bijzondere omstandigheden die een afwijking van de gangbare procedure rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37153

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
alias:
[naam], eiseres,
geboren op [geboortedatum],
van Somalische nationaliteit,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. G. Bouius).

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft met behulp van telehoren het beroep op 8 december 2023 op zitting behandeld. Eiseres is op het detentiecentrum in Zeist verschenen. Eiseres heeft zich op de rechtbank in Groningen laten bijstaan door haar gemachtigde. Tevens is een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. De staatssecretaris heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiseres:
(zware gronden)
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3e. in verband met haar aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over haar identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
(lichte gronden)4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2. De staatssecretaris heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Voorts heeft de staatssecretaris overwogen dat een minder dwingende maatregel (een lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
3. Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.
Voortraject
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden.
Grondslag en gronden
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de zware gronden ten onrechte aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en dat de lichte gronden alleen onvoldoende zwaar zijn om op basis daarvan de maatregel van bewaring rechtmatig te achten. Eiseres voert hiertoe aan dat zij met een geldig visum Europa is ingereisd (3a). Ook heeft zij zich nooit aan het toezicht onttrokken. Ze is alleen op 3 oktober 2023 niet verschenen voor haar overdracht naar Frankrijk (3b). Verder voert eiseres aan dat de gegevens in haar paspoort door toedoen van een reisagent inderdaad onjuist zijn maar dat zij verder altijd eerlijk heeft verklaard over haar gegevens (3e). Tot slot voert eiseres aan dat zij duidelijk heeft aangegeven terug te willen keren naar Frankrijk en dat zij hiervoor ook haar volledige medewerking zal verlenen (3k).
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres valt onder de in artikel 59a van de Vw 2000 genoemde categorie vreemdelingen. Uit het procesdossier is immers gebleken dat de Franse autoriteiten eiseres een visum hebben verleend met een geldigheidsduur van 14 januari 2023 tot 28 februari 2023. Hierom hebben de Nederlandse autoriteiten op 26 april 2023 een claimverzoek verstuurd naar Frankrijk. Frankrijk heeft het verzoek op 26 juni 2023 geaccepteerd. Op 5 oktober 2023 is de overdrachtstermijn met 12 maanden verlengd. De rechtbank is verder van oordeel dat de zware en lichte gronden 3a, 3b, 3k, 4c en 4d aan de maatregel ten grondslag kunnen worden gelegd en dat deze, in samenhang bezien, reeds voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en om aan te nemen dat een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Het is namelijk niet gebleken dat eiseres met een geldig grensoverschrijdingsdocument Nederland is ingereisd. Een paspoort met een Frans visum leent zich hier niet voor (3a). Verder blijkt uit het procesdossier dat eiseres in ieder geval tussen 4 oktober 2023 en 24 oktober 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Zij heeft zich hiermee aan het toezicht onttrokken (3b). Verder heeft eiseres op 3 augustus 2023 een overdrachtsbesluit ontvangen en heeft zij geen medewerking verleend aan de op 3 oktober 2023 geplande overdracht naar Frankrijk door met onbekende bestemming te vertrekken (3k). Daarnaast beschikt eiseres niet over een vaste woon- of verblijfplaats en beschikt zij niet over voldoende middelen van bestaan (4c en 4d). De staatssecretaris heeft ook terecht gemotiveerd dat er hierdoor het significante risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Nu voorgaande gronden voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen, laat de rechtbank de overige gronden onbesproken.
Lichter middel
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris een lichter middel dan bewaring had moeten opleggen en om de belangenafweging in dat kader in het voordeel van eiseres te laten uitvallen. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, is de staatssecretaris er terecht vanuit gegaan dat eiseres niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op haar rustende vertrekplicht. Voorts is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen van eiseres die de bewaring voor haar onevenredig bezwarend maken en waarin de staatssecretaris aanleiding had moeten zien eiseres niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen.
Voortvarend en zicht op overdracht
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de overdracht van eiseres gewerkt. De staatssecretaris heeft op 28 november 2023 (dag vier van de inbewaringstelling) een vertrekgesprek met eiseres gehouden. In het algemeen geldt dat een eerste uitzettingshandeling op dag zes van de inbewaringstelling voldoende voortvarend is (zie de uitspraak van de Afdeling van 8 april 2020, ECLI:RVS:2020:989, onder 2.2). De rechtbank zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding zijn hiervan af te wijken. Verder heeft de staatssecretaris op 6 december 2023 een gehoor opvolgende asielaanvraag met eiseres gehouden. Ook bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht op overdracht naar Frankrijk bestaat. Er is immers al eerder een overdracht voor eiseres gepland, die geen doorgang heeft gevonden omdat eiseres hier niet aan mee heeft gewerkt.
Conclusie en gevolgen
8. Concluderend is de rechtbank niet gebleken is dat een uit het Unierecht voortvloeiende voorwaarde voor de rechtmatigheid van de opgelegde bewaringsmaatregel niet is nageleefd. Hetgeen namens eiseres verder naar voren is gebracht, geeft ook geen aanleiding om thans de bewaring onrechtmatig te achten.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.