ECLI:NL:RBDHA:2023:19639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
NL23.37175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de ophouding op grond van artikel 50, derde lid, van de Vw 2000

Op 24 november 2023 om 08:00 uur is eiser opgehouden op grond van artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), aansluitend op zijn strafrechtelijke detentie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze ophouding en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet voortvarend heeft opgetreden en dat de ophouding daarom niet rechtmatig kan worden geacht. Hij stelt dat de staatssecretaris al tijdens zijn strafrechtelijke detentie had moeten overgaan tot het horen van hem in het kader van een mogelijke inbewaringstelling. De rechtbank volgt eiser hierin niet, omdat de staatssecretaris hiertoe niet verplicht is. De ophouding is bedoeld om de staatssecretaris de tijd te geven om zorgvuldig af te wegen of hij al dan niet tot een inbewaringstelling overgaat, of dat een lichter middel meer aangewezen is. In dit geval heeft de staatssecretaris besloten om eiser niet in bewaring te stellen, maar hem de mogelijkheid te geven om in Ter Apel een asielaanvraag in te dienen.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37175

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.G.C. van Riet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. G. Bouius).

Procesverloop

Eiser is op 24 november 2023 om 08:00 uur opgehouden op grond van artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), aansluitend op strafrechtelijke detentie.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de ophouding en daarbij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser voert aan dat de staatssecretaris niet voortvarend heeft opgetreden en de ophouding hierom niet rechtmatig kan worden geacht. Hiertoe is volgens eiser redengevend dat de strafrechtelijke detentie niet plotseling werd beëindigd maar dat al geruime tijd bekend was wat de expiratiedatum van de strafrechtelijke detentie van eiser was. Het had hierdoor op de weg van de staatssecretaris gelegen om eiser tijdens de strafrechtelijke detentie te horen in het kader van een mogelijke inbewaringstelling en hem niet nodeloos op te houden. Dit klemt volgens eiser temeer nu vaststond wat de identiteit van eiser was en ook van meet af aan duidelijk was dat er een asielverzoek was ingediend in België.
2. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de staatssecretaris al tijdens de strafrechtelijke detentie had moeten overgaan tot het horen van eiser in het kader van een mogelijke vreemdelingrechtelijke inbewaringstelling. De staatssecretaris is hiertoe immers niet verplicht. Verder is van belang dat de ophouding naast het onderzoek naar de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van eiser er ook op is gericht om de staatssecretaris de tijd te geven om zorgvuldig af te wegen of hij al dan niet zal overgaan tot een inbewaringstelling of dat een lichter middel is aangewezen. In het geval van eiser heeft deze afweging ertoe geleid dat hij niet in bewaring is gesteld maar dat hij de mogelijkheid heeft gekregen om in Ter Apel een asielaanvraag te gaan indienen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.