ECLI:NL:RBDHA:2023:19642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
NL23.37694
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de voortduring van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduring van de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De maatregel was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 september 2023, op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2023 behandeld, waarbij eiser aanwezig was in het detentiecentrum in Rotterdam, maar er geen tolk was. De gemachtigden van beide partijen waren aanwezig in Groningen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in het uitzettingsproces van eiser. De staatssecretaris had aanvankelijk de focus gelegd op Marokko, maar na het overleggen van een identiteitsdocument door eiser, is ook een terugkeertraject naar Algerije opgestart. De rechtbank heeft eerder al drie keer de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en concludeert dat er zicht op uitzetting naar Algerije bestaat. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen reden is om deze te beëindigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37694

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J. van Appia),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 1 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft met behulp van telehoren het beroep op 8 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is op het detentiecentrum in Rotterdam verschenen. Er is geen tolk verschenen. Partijen hebben zich op de rechtbank in Groningen laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al driemaal eerder heeft getoetst. Uit de meest recente uitspraak van 9 november 2023 (in de zaak NL23.33909) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of tussen het moment van het sluiten van dat onderzoek op 3 november 2023 de maatregel rechtmatig is.
3. De rechtbank stelt vast dat er geen tolk is verschenen omdat de gemachtigde van eiser deze niet heeft opgeroepen. De gemachtigde heeft aangegeven dat de zitting doorgang kon vinden en dat hij zijn cliënt zou bezoeken om uit te leggen wat er tijdens de zitting is gebeurd.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting heeft gewerkt. Het was immers al lange tijd duidelijk dat de mogelijkheid bestond dat eiser afkomstig zou zijn uit Algerije. De staatssecretaris had daarom eerder ook op Algerije moeten inzetten in plaats van alleen op Marokko. Verder voert eiser aan dat in het geval van eiser zicht op uitzetting naar Algerije ontbreekt.
5. De staatssecretaris heeft ter zitting toegelicht dat het terugkeertraject van eiser in eerste instantie volledig op Marokko was gericht omdat eiser had aangegeven uit Marokko te komen. Vervolgens heeft eiser tijdens het vertrekgesprek van 24 juli 2023 een kopie identiteitskaart overgelegd waaruit blijkt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft. De staatssecretaris heeft naar aanleiding daarvan ook een lp-traject opgestart bij de Algerijnse autoriteiten.
5. De rechtbank overweegt allereerst dat dit beroep ziet op de periode vanaf 3 november 2023. De vraag of de staatssecretaris in de periode daarvoor eerder had moeten inzetten op terugkeer naar Algerije ligt daarom niet ter beoordeling voor. Van belang is of de staatssecretaris gedurende de periode vanaf 3 november 2023 voldoende voortvarend heeft gehandeld. Ten aanzien van de voortvarendheid stelt de rechtbank het volgende vast. De staatssecretaris heeft sinds het sluiten van het vorige onderzoek op 15 november 2023 een presentatie in persoon gepland voor eiser bij de Algerijnse autoriteiten. Ondanks dat eiser niet is verschenen heeft de staatssecretaris de lp-aanvraag toen wel schriftelijk kunnen overleggen waardoor de Algerijnse vertegenwoordiger de lp-aanvraag in onderzoek heeft genomen en heeft verzocht om aanvullende (strafrechtelijk) informatie. Op 18 november 2023 heeft de staatssecretaris deze informatie overgelegd. Verder is op 22 november 2023 schriftelijk gerappelleerd op de lp-aanvraag en heeft DIA op 23 november 2023 gesproken met de Algerijnse vertegenwoordiging waarbij akkoord is gegeven de lp-aanvraag opnieuw onder de aandacht te brengen via een usb-stick. Ook heeft de staatssecretaris op 28 november 2023 een vertrekgesprek met eiser gehouden. De rechtbank acht deze gang van zaken voldoende voortvarend.
5.1.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris voldoende duidelijk heeft gemotiveerd dat in het geval van eiser zicht op uitzetting naar Algerije kan worden aangenomen nu eiser in het bezit is van een kopie identiteitsdocument. De staatssecretaris heeft in dit kader terecht op de uitspraak van deze zittingsplaats van 9 november 2023 [1] gewezen. Verder heeft de staatssecretaris ter zitting toegelicht dat er tot aan 10 november 2023 107 lp’s zijn ingediend, 4 presentaties zijn gehouden en 10 presentaties zijn gepland.
6. De rechtbank ziet ook voor het overige, waaronder de op 10 november 2023 uitgevoerde verzwaarde belangenafweging, geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.