ECLI:NL:RBDHA:2023:19681
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.A. Mandersloot, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag van eiser niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder asiel had aangevraagd in Duitsland, wat ook geregistreerd stond in het Eurodac-systeem.
Tijdens de zitting op 7 december 2023 in Breda heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord. Eiser betoogde dat Duitsland niet verantwoordelijk was omdat hij daar geen asielaanvraag had ingediend en dat de overdracht aan Duitsland zou leiden tot onevenredige hardheid vanwege zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had aangenomen dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank volgde niet het standpunt van eiser dat hij zijn aanvraag in Duitsland impliciet had ingetrokken door naar Nederland te verhuizen.
De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die eiser aanvoerde, zoals zijn jonge leeftijd en sociale netwerk in Nederland, niet zodanig bijzonder waren dat de staatssecretaris artikel 17 van de Dublinverordening had moeten toepassen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.