ECLI:NL:RBDHA:2023:19681

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
NL23.32428
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.A. Mandersloot, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag van eiser niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder asiel had aangevraagd in Duitsland, wat ook geregistreerd stond in het Eurodac-systeem.

Tijdens de zitting op 7 december 2023 in Breda heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord. Eiser betoogde dat Duitsland niet verantwoordelijk was omdat hij daar geen asielaanvraag had ingediend en dat de overdracht aan Duitsland zou leiden tot onevenredige hardheid vanwege zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had aangenomen dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank volgde niet het standpunt van eiser dat hij zijn aanvraag in Duitsland impliciet had ingetrokken door naar Nederland te verhuizen.

De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die eiser aanvoerde, zoals zijn jonge leeftijd en sociale netwerk in Nederland, niet zodanig bijzonder waren dat de staatssecretaris artikel 17 van de Dublinverordening had moeten toepassen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32428
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

v-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Aleid. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft aangevoerd dat Duitsland niet verantwoordelijk is geworden voor zijn asielaanvraag omdat hij in Duitsland geen asielaanvraag heeft ingediend. De rechtbank volgt dat standpunt niet. Verweerder heeft terecht aangenomen dat eiser eerder asiel heeft aangevraagd in Duitsland. Zo staat dat ook geregistreerd in het Eurodac-systeem. Daar mocht verweerder van uitgaan. Daaruit volgt dat eiser wel een asielaanvraag heeft ingediend in Duitsland. Of eiser is misleid door de Duitse autoriteiten is niet van doorslaggevend belang. Ook volgt de rechtbank niet dat eiser zijn asielaanvraag in Duitsland impliciet heeft ingetrokken door naar Nederland te gaan, zonder de uitkomst van eisers asielaanvraag in Duitsland af te wachten. Die uitleg zou betekenen dat het enkele feit dat een asielzoeker in een volgende lidstaat een nieuwe asielaanvraag indient, tot gevolg heeft dat die volgende lidstaat verantwoordelijk wordt. Dat verdraagt zich niet met het systeem van de Dublinverordening [1] dat nu juist bedoeld is om asielshoppen in lidstaten van de Dublinverordening te voorkomen. Kortom: Duitsland is wel degelijk verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
2. Verder heeft eiser aangevoerd dat verweerder de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser aan zich had moeten trekken. Eiser voert aan dat sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden, dat overdracht aan Duitsland leidt tot onevenredige hardheid. Hij wijst op het feit dat hij jongvolwassen is en in zijn land van herkomst altijd afhankelijk was van zijn familie. Eiser geeft ook aan dat hij pas sinds kort op eigen benen staat. In Nederland heeft eiser een achterneef en diens gezin, waar hij nauwe relaties mee onderhoudt. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij vrienden en een sociaal netwerk heeft in Nederland, en dat hij graag met zijn verloofde in Nederland wil verblijven. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit belangrijk is voor eiser, maar verweerder heeft deze omstandigheden in redelijkheid niet zo bijzonder hoeven achten dat hij toepassing had moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Ook deze beroepsgrond treft geen doel.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.