ECLI:NL:RBDHA:2023:19729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.28142
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op basis van Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 5 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Zweden volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft op 26 september 2023 zijn beroep behandeld, maar heeft zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en vastgesteld dat hij geen gronden heeft ingediend om zijn beroep te onderbouwen, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid was gesteld. De rechtbank heeft eiser op 11 september 2023 gewezen op het verzuim en hem de kans gegeven om dit te herstellen, maar hij heeft enkel een verzoek om aanhouding ingediend zonder verdere toelichting.

De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding af, omdat eiser onvoldoende heeft toegelicht waarom hij deze stukken nodig heeft en niet heeft aangetoond dat de asielaanvraag onterecht is afgewezen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser niet heeft voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga en is op 5 oktober 2023 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.28142
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.H. Hekman),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.R.J. Maas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Zweden volgens verweerder verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Zweden een verzoek om terugname gedaan. Zweden heeft dit verzoek aanvaard.
Verzoek om aanhouding
4. De rechtbank wijst het verzoek van eiser van 18 september 2023 om deze zaak aan te houden af. Eiser heeft om aanhouding verzocht zodat hij stukken kan verkrijgen uit zijn
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Zweedse asielprocedure om te onderbouwen dat zijn asielverzoek ondeugdelijk is beoordeeld. Eiser heeft onvoldoende toegelicht waarom hij om aanhouding verzoekt of wat de relevantie is van de stukken in deze Dublinprocedure. De enkele omstandigheid dat verweerder in de besluitvorming heeft tegengeworpen dat niet is onderbouwd dat de asielaanvraag onterecht en willekeurig is afgewezen en eiser nu wil aantonen dat dat wel het geval is, is onvoldoende zonder nadere toelichting. Daarnaast is ook niet aangegeven de reden waarom hij deze stukken niet al eerder heeft kunnen inbrengen. Voor zover eiser betoogt dat hij heeft willen aantonen dat het beschermingsbeleid anders is in Zweden heeft hij in het geheel geen algemene informatie overgelegd, waaruit volgt dat op basis van het huidige beleid in Zweden sprake is van een evident en fundamenteel ander beschermingsbeleid dan het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd. Dit had gelet op de bewijslastverdeling als weergegeven in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 september 20232 dan wel op zijn weg gelegen. Gelet op het voorgaande valt aldus niet in te zien waarom het beroep moet worden aangehouden in afwachting van deze stukken.
Gronden
5. Op grond van het bepaalde in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift gronden te bevatten. Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb kan, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, het beroepschrift niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
6. Gebleken is dat eiser, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, geen gronden heeft ingediend. Daarop heeft de rechtbank bij brief van 11 september 2023 eiser op dit verzuim gewezen en is hij in de gelegenheid gesteld dit verzuim uiterlijk op
18 september 2023 te herstellen door alsnog de ontbrekende gronden in te dienen. Aan eiser is in deze brief meegedeeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren als het verzuim niet of niet op tijd wordt hersteld. Eiser heeft op 18 september 2023 enkel een verzoek om aanhouding ingediend zonder daarbij nadere gronden te noemen. Vervolgens heeft de gemachtigde op 25 september 2023 een bericht geüpload dat hij niet zal verschijnen op de zitting en verzocht om op de stukken uitspraak te doen. Nu eiser geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om het verzuim te herstellen zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
2 RVS:2023:3286, zie r.o. 3 voor het toetsingskader.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 oktober 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.