In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Oezbeekse nationaliteit. Eiser had op 12 juni 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 7 juni 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De staatssecretaris had in het bestreden besluit overwogen dat eiser niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt, maar had hierover geen definitief besluit genomen. De rechtbank oordeelde dat de overwegingen van de staatssecretaris als een voornemen tot besluitvorming omtrent tijdelijke bescherming moeten worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen beroepsgronden heeft ingediend tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat hij bij terugkeer naar Oezbekistan vreest voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.