ECLI:NL:RBDHA:2023:19733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.21065
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit omtrent tijdelijke bescherming en asielaanvraag van eiser met Oezbeekse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Oezbeekse nationaliteit. Eiser had op 12 juni 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 7 juni 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De staatssecretaris had in het bestreden besluit overwogen dat eiser niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt, maar had hierover geen definitief besluit genomen. De rechtbank oordeelde dat de overwegingen van de staatssecretaris als een voornemen tot besluitvorming omtrent tijdelijke bescherming moeten worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen beroepsgronden heeft ingediend tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat hij bij terugkeer naar Oezbekistan vreest voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21065

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Procesverloop

1. Bij besluit van 7 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2023 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H. Hazim, als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Overwegingen

4. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Oezbeekse nationaliteit. Op 12 juni 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft eiser ten grondslag gelegd dat een groot aantal mensen in Oezbekistan aangifte tegen hem heeft gedaan. Hij wordt beschuldigd van het niet leveren van goederen die hij heeft verzonden. Daarnaast loopt er een rechtszaak tegen eiser waarvoor hij minimaal 12 jaar gevangenisstraf en maximaal levenslang opgelegd kan krijgen. Ook wordt hij bedreigd door mensen die aangifte hebben gedaan.
5. De staatssecretaris heeft in het voornemen eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig acht. De staatssecretaris heeft echter niet geloofwaardig geacht dat 22 mensen aangifte tegen eiser hebben gedaan en dat hij bedreigd wordt omdat hij goederen aan Oezbeekse klanten vanuit Turkije niet zou hebben geleverd. Ook is ongeloofwaardig dat eiser stelt minimaal 12 jaar gevangenisstraf en maximaal levenslang te krijgen. Het voornemen is dan ook om de asielaanvraag af te wijzen als ongegrond.
6. In de zienswijze heeft eiser niet gereageerd op het voornemen om zijn asielaanvraag af te wijzen als ongegrond. Hij heeft slechts gesteld dat hij onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming [1] (hierna: Richtlijn) valt en recht heeft op een zogenaamd O-document. [2]
7. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris eisers asielaanvraag vervolgens afgewezen als ongegrond. [3] Daarbij heeft de staatssecretaris vastgesteld dat in de zienswijze niet is ingegaan op de inhoudelijke asielaanvraag, maar enkel is gesteld dat eiser valt onder de Richtlijn. De staatssecretaris heeft uitgelegd dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Richtlijn. In dit verband heeft de staatssecretaris onder verwijzing naar de Werkinstructie 2022/17 overwogen dat er geen documenten zijn overgelegd waaruit blijkt dat eiser voor 19 juli 2022 stond ingeschreven bij een Nederlandse gemeente. Doordat eiser niet valt onder de doelgroep van de Richtlijn, valt eiser niet onder deze Richtlijn.
8. In de gronden van beroep heeft eiser aangevoerd dat hij wel onder de Richtlijn valt, hij in de verkeerde procedure zit en alsnog moet worden opgenomen in de juiste procedure. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat er gelet hierop ook geen terugkeerbesluit kan worden opgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat eiser bij terugkeer naar Oezbekistan moet vrezen voor vervolging, dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade. In zoverre kan het beroep niet slagen.
10. Alhoewel de staatssecretaris overwegingen heeft gewijd aan de vraag of eiser onder de Richtlijn valt, heeft de staatssecretaris hierover in het bestreden besluit geen besluit heeft genomen. De staatssecretaris heeft namelijk alleen de asielaanvraag afgewezen als ongegrond, bepaald dat er geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd wordt verleend en heeft bepaald dat eiser geen uitstel van vertrek krijgt op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Doordat de staatssecretaris in het bestreden besluit heeft overwogen dat eiser niet valt onder de Richtlijn, is de rechtbank van oordeel dat deze overwegingen moeten worden aangemerkt als een voornemen tot het nemen van een besluit omtrent tijdelijke bescherming. De rechtbank wijst in dit verband op artikel 79, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Op grond van dit artikel is afdeling 3 Asiel van de Vw van toepassing indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit omtrent tijdelijke bescherming, indien de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het voornemen van dat besluit te geven. In dit geval heeft eiser geen zienswijze kunnen geven op de vaststelling dat hij niet onder de Richtlijn valt. Voor zover het beroepschrift gronden bevat die zien op de Richtlijn, zijn deze niet gericht tegen het bestreden besluit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze gronden moeten worden aangemerkt als zienswijze op het hiervoor genoemde voornemen.
11. De rechtbank zal het beroepschrift, voor zover dat betrekking heeft op het niet-verlenen van tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn, doorzenden aan de staatssecretaris om als zienswijze te worden behandeld. Gelet hierop is er prematuur een terugkeerbesluit genomen. Het beroep is om die reden gegrond. Het bestreden besluit wordt in zijn geheel vernietigd, gelet op artikel 45, eerste lid, van de Vw. In die bepaling staat namelijk dat een afwijzende beschikking op een asielaanvraag mede geldt als terugkeerbesluit.
12. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1,0).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 1.674 (zestienhonderdvierenzeventig euro)
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG.
2.Ontheemdendocument.
3.Zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).