ECLI:NL:RBDHA:2023:19746
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar Dublin-regelgeving
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, een moeder en haar minderjarige kind, hebben een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Tsjechië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublin-regelgeving. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 september 2023 behandeld, waarbij verzoekers zijn bijgestaan door een waarnemer van hun gemachtigde, mr. D.W.M. van Erp, en een tolk, A. Karim. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A.R.J. Maas. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL23.28698, behandeld, die betrekking had op hetzelfde onderwerp. De voorzieningenrechter heeft in die zaak uitspraak gedaan, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op 26 oktober 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.