ECLI:NL:RBDHA:2023:19750
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren, maar eiseres zelf niet.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Frankrijk gedaan, dat door Frankrijk is aanvaard.
Eiseres heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen meer kan worden gesteld in Frankrijk, omdat haar asielaanvraag daar is afgewezen en zij geen adequate opvang zou krijgen. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij eiseres kan aantonen dat zij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat dit risico bestaat.
De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Frankrijk een onevenredige hardheid zou opleveren. Eiseres heeft geen medische gegevens overgelegd die haar claims ondersteunen. De rechtbank oordeelt dat de medische voorzieningen in Frankrijk van vergelijkbare kwaliteit zijn en dat het aan eiseres is om aan te tonen dat dit niet het geval is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.