ECLI:NL:RBDHA:2023:19756

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.28993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 8 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de Spaanse autoriteiten, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met zijn mensenrechten.

De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie regels heeft voor de behandeling van asielaanvragen en dat Nederland een verzoek om overname aan Spanje heeft gedaan, dat door Spanje is aanvaard. Eiser heeft niet aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in het Spaanse asiel- en opvangsysteem die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. Bovendien heeft eiser geen asielaanvraag in Spanje ingediend, waardoor zijn persoonlijke ervaringen met de Spaanse asielprocedure niet relevant zijn.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga en is openbaar gemaakt op 6 oktober 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.28993
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. S. Sewnath),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.R.J. Maas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje volgens verweerder verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S. Magid als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Spanje niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser verwijst hiertoe naar het AIDA-rapport Update 2022, met name naar pagina’s 64 en 65. Daaruit blijkt onder meer dat Dublinterugkeerders worden geconfronteerd met dezelfde obstakels bij de toegang tot de asielprocedure en de opvangvoorzieningen als iedere andere asielzoeker. Zo heeft de organisatie “Coordinadora de Barrios” in 2020 ten minste 15 gevallen van Dublinterugkeerders in Madrid gedocumenteerd die geen toegang hadden tot de opvang. Eiser wijst verder op de inbreukprocedure2 die de Europese Commissie tegen Spanje is gestart wegens het niet volledig conform implementeren van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn.3 Tot slot, is eiser zelf ook slecht behandeld in Spanje, hij heeft foto’s gemaakt van de opvangsituatie aldaar en heeft discriminatie ondervonden van de plaatselijke autoriteiten.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat verweerder, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen.4 Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake in het geval dat de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.5
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van Spanje heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit recent nog geoordeeld in haar uitspraak van 20 juli 20236, waaruit volgt dat het AIDA-rapport van april 2023 (Update 2022) geen wezenlijk ander beeld schetst van de opvang van asielzoekers in Spanje dan al eerder naar voren is gekomen in het AIDA-rapport Update 2021. Dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart wegens het niet volledig conform omzetten van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn, leidt evenmin tot een ander oordeel. Het starten van een inbreukprocedure is verder op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat ten aanzien van Spanje sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen. Bovendien heeft eiser niet toegelicht welke Unierechtelijke opvangnormen door Spanje niet goed in het nationale recht zijn geïmplementeerd en welke uitwerking dit heeft voor de feitelijke situatie in de Spaanse opvangvoorzieningen. Voor zover eiser in Spanje niet goed zou zijn behandeld, merkt de rechtbank op dat dit niet is onderbouwd met documenten. De foto’s van de voorzieningen zijn hiervoor niet voldoende. Bovendien is niet gebleken dat eiser heeft geklaagd hierover. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat eiser geen asielaanvraag in Spanje heeft ingediend op grond waarvan eiser ook geen eigen, persoonlijke ervaring heeft met de asielprocedure. De Spaanse autoriteiten hebben verder met het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. Daarmee garanderen de
2 INF(2022)2158.
3 Richtlijn 2013/33/EU tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming.
4 Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ), 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par. 81.
5 HvJ 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par 91-92.
Spaanse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit de verdragen en Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Als eiser toch problemen ondervindt met het krijgen van opvangvoorzieningen of te maken krijgt met discriminatie of andere problemen kan hij hierover zijn beklag doen bij de daartoe geëigende instanties dan wel bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen voor eiser niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
8. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte zijn asielaanvraag niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling heeft genomen. Eiser heeft aangifte gedaan bij de Nederlandse politie van een zware mishandeling door een medebewoner in het asielzoekerscentrum. Ter zitting heeft eiser nog aangegeven dat de behandeling van deze zaak plaatsvindt op 29 september 2023 bij de rechtbank Alkmaar. Eiser heeft het recht om als slachtoffer aanwezig te zijn.
9. Verweerder maakt terughoudend gebruik van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, als Nederland daar op grond van in de verordening neergelegde criteria niet toe is verplicht. Gezien de ruimte die verweerder heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van verweerder terughoudend.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid geen bijzondere omstandigheden aanwezig hoeven achten die maken dat eiser zijn overdracht van een onevenredige hardheid getuigt. Niet is gebleken dat de aanwezigheid van eiser in Nederland noodzakelijk is voor onderzoek of de behandeling van de strafzaak. Eiser heeft hiertoe geen documenten overgelegd. Het feit dat de strafzaak op 29 september 2023 op zitting gepland stond, maakt verder niet dat verweerder geen overdrachtsbesluit mocht nemen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 oktober 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.