ECLI:NL:RBDHA:2023:19763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.37720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het recht op rechtsbijstand bij maatregel van bewaring van een vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die op 29 november 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd aan eiser, een Guinese vreemdeling. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser tijdens het gehoor voorafgaand aan de maatregel van bewaring zonder rechtsbijstand is gehoord, ondanks dat hij had aangegeven dat hij rechtsbijstand wenste van zijn voorkeursadvocaat. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende inspanningen heeft verricht om de voorkeursadvocaat te benaderen, wat een schending van het recht op rechtsbijstand oplevert. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is en beveelt de opheffing ervan met ingang van 7 december 2023. Daarnaast kent de rechtbank eiser een schadevergoeding toe van € 900 voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37720

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E.E. Koning. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Guinese nationaliteit te hebben.
2. Eiser stelt dat zijn recht op rechtsbijstand is geschonden. In het proces-verbaal van de ophouding is opgenomen dat eiser heeft aangegeven rechtsbijstand te wensen van zijn voorkeursadvocaat, mr. [Naam advocaat]. Eiser wijst erop dat in de melding naar de piketcentrale is opgenomen dat hij geen voorkeursadvocaat zou hebben en dat verder niet is gebleken dat geprobeerd is om zijn voorkeursadvocaat te regelen. Verder stelt eiser dat verweerder, gelet op het evenredigheidsbeginsel, de minst belastende grondslag voor een maatregel dient te kiezen. In zijn geval had artikel 59, tweede lid, van de Vw toegepast moeten worden. Tot slot wijst eiser erop dat er in de maatregel van bewaring wordt verwezen naar zijn verklaringen tijdens enkele vertrekgesprekken, maar dat de verslagen van deze gesprekken niet in het dossier zitten, waardoor de onderbouwing mist.
3. Niet in geschil is dat eiser tijdens het gehoor voorafgaand aan de maatregel van bewaring op 29 november 2023 is gehoord zonder bijstand van een advocaat. Ten tijde van de ophouding heeft eiser aangegeven rechtsbijstand te wensen van zijn voorkeursadvocaat, de heer mr. [Naam advocaat]. [2] In de daaropvolgende piketmelding is het volgende opgenomen:

Hierbij zend ik u de vreemdelingenpiketmelding betreffende dhr [Naam].
Betrokkene heeft geen voorkeursadvocaat.’
Vervolgens is aan eiser tijdens het gehoor meegedeeld dat er geen advocaat aanwezig zal zijn, omdat zijn voorkeursadvocaat mevrouw mr. [Naam advocaat 2] niet binnen twee uren heeft gereageerd. [3] Ook was geen bericht ontvangen van de piketadvocaat. Eiser heeft daarop gereageerd dat dit geen enkel probleem was.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is deze gang van zaken een schending van eisers recht op rechtsbijstand. Eiser heeft voorafgaand aan het gehoor te kennen gegeven dat hij een voorkeursadvocaat heeft. Hiermee heeft eiser kenbaar gemaakt dat hij rechtsbijstand wenst door zijn voorkeursadvocaat. Na een verzoek van een vreemdeling om rechtsbijstand is verweerder gehouden de nodige inspanningen te verrichten om de vreemdeling van de gevraagde rechtsbijstand te voorzien. [4] Allereerst heeft verweerder ten onrechte in de piketmelding opgenomen dat eiser geen voorkeursadvocaat heeft. Vervolgens is tijdens het gehoor duidelijk geworden dat een andere advocaat, zijnde mevrouw mr. [Naam advocaat 2], is benaderd. Hieruit blijkt op geen enkele wijze dat verweerder inspanningen heeft geleverd om de door eiser benoemde voorkeursadvocaat, de heer mr. [Naam advocaat], op de hoogte te brengen.
5. De omstandigheid dat eiser voorafgaand aan de bewaring de rechtsbijstand van haar keuze is onthouden is een ernstig gebrek. Verweerder heeft ter zitting niet nader kunnen toelichten waarom het zo is gelopen, maar heeft het standpunt ingenomen dat eiser niet in zijn belangen is geschaad. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat mr. [Naam advocaat 2] en mr. [Naam advocaat] kantoorgenoten zijn. Dit doet echter niet af aan het feit dat uit het dossier niet blijkt dat de voorkeursadvocaat is benaderd. De belangenafweging valt daarom in het voordeel van eiser uit. Dit betekent dat de bewaring van meet af aan onrechtmatig is. Gelet hierop behoeven de overige gronden van beroep geen bespreking meer.
6. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het beroep gegrond verklaren. De maatregel van bewaring is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De rechtbank beveelt daarom de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 7 december 2023.
7. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 9 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 9 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 900.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 7 december 2023;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 900, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Pagina 4 van het proces-verbaal staandehouding/overbrenging/ophouding van 29 november 2023 (M105).
3.Pagina 3 van het proces-verbaal gehoor voorafgaand aan de maatregel van 29 november 2023 (M110).
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2483.