ECLI:NL:RBDHA:2023:1977

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
NL23.2066
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondheid en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen, omdat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Eiseres, van Marokkaanse afkomst, heeft op 10 november 2022 een asielaanvraag ingediend, waarbij zij stelde dat zij in Marokko geïntimideerd en lastiggevallen werd door een onbekende man. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims en dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat Marokko in het algemeen veilig is voor terugkeer.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2066

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.D. Alberda).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond en bepaald dat zij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier. Eiseres is opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en aan haar is een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL23.2067.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek op 10 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres en de beslissing van verweerder dat zij niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de motivering van verweerder stand houden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij heeft op 10 november 2022 een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij in Marokko geïntimideerd en lastig gevallen is door een onbekende man. Eiseres heeft onder meer verklaard dat hij haar heeft geslagen en heeft geprobeerd te verkrachten, terwijl zij geen bescherming had omdat haar vader overleden was. Eiseres heeft geen aangifte gedaan, omdat dit volgens haar zinloos is. De man zat volgens eiseres vaak in de gevangenis en is iemand die hier niet van leert en als hij vrijkomt juist wraak gaat nemen. Eiseres heeft aangevuld dat zij weet dat andere meisjes die door de man zijn lastig gevallen wel aangifte hebben gedaan, of in ieder geval een van hen, maar dat dit tot niets heeft geleid. Tot slot heeft eiseres verklaard dat zij een relatie heeft met een statushouder in Nederland van Libische afkomst (hierna: partner), dat zij met hem samenwoont en van hem zwanger is en dat de geboorte van het kind wordt verwacht in mei 2023.
1.3.
Verweerder heeft twee relevante elementen aangemerkt in het asielrelaas van eiseres en acht beide geloofwaardig, namelijk de ‘identiteit, nationaliteit en herkomst’ en ‘intimidatie door een onbekende man.’
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft overwogen dat Marokko in zijn algemeenheid als een veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, waarbij het rechtsvermoeden bestaat dat eiseres om bescherming kan verzoeken. Volgens verweerder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat Marokko in haar geval de verdragsverplichtingen niet nakomt, of dat het vragen van bescherming bij voorbaat zinloos is, zodat dit land ook voor haar persoonlijk als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Om deze reden heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond, op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Tot slot heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor ambtshalve verlening van een reguliere verblijfsvergunning, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat uitzetting in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daartoe heeft verweerder gesteld dat eiseres de gestelde partnerschapsrelatie onvoldoende heeft onderbouwd, zodat niet gebleken is van beschermingswaardig gezinsleven.
3. Eiseres kan zich hier niet mee verenigen. Op wat zij in dit verband heeft aangevoerd wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
Oordeel rechtbank
Formele geschilpunten
4.1.
Verweerder is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op wat eiseres in de zienswijzen heeft aangevoerd. Voor zover in beroep niet is geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [1]
4.2.
De rechtbank volgt eiseres niet in de stellingen dat er geen rust- en voorbereidingstijd is geboden en er geen medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Eiseres is afkomstig uit een land wat aangewezen is als veilig land van herkomst. Op grond van artikel 3.109ca van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) kan de asielaanvraag in dat geval in een eenvoudigere procedure worden behandeld. Deze procedure voorziet in één gehoor, waarbij geen rust- en voorbereidingstijd geldt. [2] Bij brief van 27 december 2022 heeft verweerder eiseres ingelicht over het vervolg van de procedure (AA-zending), waarbij eiseres is uitgenodigd voor een nader gehoor op 10 januari 2023. Het medisch onderzoek vond plaats op 5 januari 2023. Naar het oordeel van de rechtbank is het voorgaande conform de vormvoorschriften, neergelegd in artikel 3.109ca, zevende lid, en artikel 3.109 van het Vb 2000, nu eiseres is ingelicht en voor het nader gehoor ten minste zes dagen rust is geboden zodat zij zich hier op kon voorbereiden.
4.3.
De rechtbank volgt eiseres in zoverre in de stelling dat het rapport van het medisch onderzoek ten onrechte eerst in de beroepsfase met haar gemachtigde is gedeeld. Verweerder heeft dit inhoudelijk niet betwist. Met verweerder is de rechtbank echter van oordeel dat niet gebleken is dat eiseres hierdoor in haar belangen is geschaad. Daartoe heeft verweerder ter zitting terecht gesteld dat eiseres in beroep de gelegenheid heeft gehad om op het medisch rapport in te gaan. Ter zitting heeft haar gemachtigde aangegeven dat eiseres geen gronden heeft over de inhoud en uitkomst van het medisch onderzoek. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Marokko als veilig land van herkomst
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat Marokko in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst heeft te gelden. Daartoe heeft verweerder opnieuw kunnen wijzen op zijn laatste herbeoordelingsonderzoek op basis van algemene landeninformatie van 6 mei 2021. [3] Ook heeft verweerder terecht gesteld dat uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt dat verweerder in de herbeoordeling van de aanwijzing, zorgvuldig heeft onderzocht en deugdelijk heeft gemotiveerd dat Marokko in het algemeen een veilig land van herkomst is. [4] Dat het beeld dat in het buitenland van Marokko bekend is, niet overeenkomt met de realiteit zoals die in het land wordt beleefd, zoals eiseres heeft betoogd, volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft haar stelling dat zij slachtoffer is van berovingen en andere vormen van geweld niet nader onderbouwd. Evenmin volgt de rechtbank eiseres in de stelling dat verweerder haar verklaringen niet heeft betrokken in zijn beoordeling.
5.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko ten aanzien van haar de verdragsverplichtingen niet zal nakomen en voor haar persoonlijk daarom niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De verklaringen van eiseres, dat de onbekende man vaak in de gevangenis zit en hier niet van leert, dan wel dat zij weet dat ten minste een ander meisje aangifte heeft gedaan en dit tot niets leidde, heeft verweerder onvoldoende mogen achten. Eiseres heeft haar verklaringen namelijk niet nader toegelicht of onderbouwd. Verweerder stelt voorts terecht dat eiseres heeft verklaard dat zij zelf geen aangifte heeft gedaan, terwijl van haar mag worden verwacht dat zij de bescherming inroept van de (hogere) autoriteiten in haar eigen land, voordat zij om internationale bescherming verzoekt. Ook stelt verweerder niet ten onrechte dat uit de verklaringen van eiseres blijkt dat de autoriteiten vaker hebben opgetreden tegen de man. De rechtbank volgt eiseres daarom niet in de stelling dat zij in Marokko geen adequate bescherming zal krijgen, of dat het vragen om bescherming bij voorbaat zinloos zou zijn. Evenmin volgt de rechtbank eiseres in de stelling dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade, dan wel dat zij voldoet aan de beleidscriteria, neergelegd in paragraaf C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 8 van het EVRM
6. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat de eenheid van het gezin als uitgangspunt moet worden gehanteerd, omdat eiseres en haar partner hebben verklaard dat sprake is van een relatie. Zij heeft daartoe gewezen op het XXXX-arrest. [5] Verder is het volgens eiseres niet aan hen wijten dat de registratie in het Basisregistratie Personen (BRP) en de erkenning van het ongeboren kind nog niet is gerealiseerd, omdat dit door de gemeente Westerveld is geweigerd in samenspraak met verweerder. Verweerder heeft niet conform zijn Werkinstructie 2020/16 geoordeeld, aldus eiseres.
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Het ligt op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat sprake is van beschermingswaardig gezinsleven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres hier niet in is geslaagd. Daartoe heeft verweerder terecht gesteld dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een relatie die gelijkgesteld kan worden met een huwelijk.
In dit verband heeft verweerder de verklaringen van eiseres onvoldoende kunnen achten. Eiseres heeft haar verklaringen dat zij haar (gestelde) partner via haar (in Nederland wonende) zus heeft leren kennen toen zij nog in Griekenland verbleef, dat zij sinds kort na binnenkomst in Nederland met haar (gestelde) partner samenwoont en dat hij in haar levensonderhoud voorziet, niet op geobjectiveerde wijze onderbouwd. Hoewel verweerder ter zitting heeft aangegeven dat het voor eiseres, omdat zij afkomstig is uit een veilig land van herkomst, niet mogelijk is om zich in te schrijven in het BRP, stelt verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht dat eiseres haar verklaring, dat zij feitelijk samenwoont met haar (gestelde) partner, niet heeft onderbouwd. Ook zijn er geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de (gestelde) partner van eiseres gepoogd heeft het nog ongeboren kind te erkennen. De stelling dat dit is geweigerd door de gemeente, dan wel de stelling dat het niet mogelijk zou zijn zonder een Nederlandse nationaliteit, heeft eiseres evenmin met stukken onderbouwd en wordt daarom niet gevolgd.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de door eiseres overgelegde twee foto’s van het gestelde moment van verloving en de (summiere) verklaring via
Whatsappvan haar (gestelde) partner, onvoldoende kunnen achten. Verweerder stelt niet ten onrechte dat de twee foto’s van eenzelfde moment zijn en dat hiermee, alsook met de verklaring van de (gestelde) partner, niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres een partnerschapsrelatie heeft die wordt ingevuld op een wijze die vergelijkbaar is met een huwelijk. Verweerder stelt terecht dat verwacht mag worden dat eiseres meer kan overleggen om de relatie te onderbouwen. In dit verband heeft verweerder ter zitting kunnen stellen dat een ondersteunende verklaring van de zus van eiseres niet onredelijk zou zijn geweest. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte geconcludeerd dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseres en haar (gestelde) partner. De rechtbank is niet gebleken dat de beoordeling van verweerder niet conform de Werkinstructie 2020/16 is. [6] Tot slot volgt de rechtbank eiseres niet in de stelling dat de eenheid van het gezin als uitgangspunt moet worden gehanteerd, omdat niet is gebleken dat sprake is van een gezin dat reeds bestond in het land van herkomst. Naar het oordeel van de rechtbank kan de verwijzing naar het XXXX-arrest eiseres daarom ook niet kan baten.
Conclusie en gevolgen
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. De aanvraag is niet ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om eiseres ambtshalve een reguliere verblijfsvergunning te verlenen. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt in haar beroep.
8. Nu de aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond, is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft kunnen bepalen dat eiseres de Europese Unie onmiddellijk moet verlaten en heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod kunnen opleggen. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht die maken dat verweerder had moeten afzien van het opleggen van het terugkeerbesluit en inreisverbod. Als eiseres een nieuwe aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning indient, zal verweerder beoordelen of dit aanleiding geeft om het inreisverbod in te trekken.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Vanwege toepassing van artikel 6:22 van de Awb, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 7 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1028.
2.Vgl. de uitspraak van de ABRvS van 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2040, r.o. 3.41.
3.Zie Kamerstukken II 2020-2021, 19637, nr. 2726.
4.Zie de uitspraak van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1531.
5.Arrest van het Hof van Justitie van 22 februari 2022 in de zaak XXXX tegen België, ECLI:EU:C:2022:103.
6.Vgl. blz. 3 en 7 van de WI 2020/16.