ECLI:NL:RBDHA:2023:1987

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
NL23.3708
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 december 2022, op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat zij eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat deze tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 6 januari 2023 rechtmatig was. De huidige beoordeling richt zich op de periode na deze datum. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting bestaat, omdat verweerder onvoldoende inspanningen heeft verricht. Eiser verblijft al bijna twee maanden in bewaring zonder uitzetting naar Marokko. Verweerder heeft echter betoogd dat er voldoende voortvarendheid is, onder andere door het houden van een vertrekgesprek en het rappelleren van de laissez passer-aanvraag.

De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende voortvarend handelt en dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3708

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Benayad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Verweerder heeft op 27 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 11 januari 2023 (in de zaak NL22.26748) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 6 januari 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting bestaat, aangezien verweerder onvoldoende inspanningen heeft verricht. Eiser verblijft inmiddels bijna twee maanden in bewaring en is nog niet uitgezet naar Marokko. Verweerder heeft eiser sinds de laatste uitspraak op zijn beroep slechts één keer bezocht en tweemaal gerappelleerd. Eiser meent dat dit in strijd is met de Terugkeerrichtlijn en het doel van de bewaring. Verweerder heeft onvoldoende voortvarend gehandeld.
4. Verweerder stelt zich in tegenstelling tot eiser op het standpunt dat met het houden van een vertrekgesprek op 6 februari 2023 en het rappelleren op 12 januari 2023 en op 3 februari op de laissez passer (lp)-aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten voldoende voortvarend wordt gehandeld.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt en dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Verweerder heeft sinds het sluiten van het onderzoek op 6 januari 2023 op 6 februari 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Uit de verslaglegging van dat gesprek blijkt dat eiser niet wil terugkeren naar Marokko. Verder heeft verweerder tweemaal schriftelijk gerappelleerd op de lp-aanvraag. De rechtbank acht deze gang van zaken voldoende voortvarend. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er voorts geen aanknopingspunten voor het oordeel dat Marokko in algemene zin lp’s weigert te verstrekken, waardoor zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn kan worden aangenomen. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor conclusie dat sprake is van strijd met de Terugkeerrichtlijn of dat verweerder de maatregel met een ander doel dan de uitzetting van eiser heeft opgelegd.
6. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, gehouden is ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden in het kader van de voortduring van de maatregel van bewaring te toetsen. Ook met inachtneming van deze ambtshalve toetsing ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.