ECLI:NL:RBDHA:2023:1987
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 december 2022, op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft overwogen dat zij eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat deze tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 6 januari 2023 rechtmatig was. De huidige beoordeling richt zich op de periode na deze datum. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting bestaat, omdat verweerder onvoldoende inspanningen heeft verricht. Eiser verblijft al bijna twee maanden in bewaring zonder uitzetting naar Marokko. Verweerder heeft echter betoogd dat er voldoende voortvarendheid is, onder andere door het houden van een vertrekgesprek en het rappelleren van de laissez passer-aanvraag.
De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende voortvarend handelt en dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.