ECLI:NL:RBDHA:2023:19880

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
NL23.22589
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag en de noodzaak van een inhoudelijke beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, diende op 17 juli 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in. Deze aanvraag werd op 7 augustus 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep op 19 september 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, omdat eiser niet is gehoord en er onvoldoende informatie is om een inhoudelijk oordeel te vellen. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing niet voldoet aan de vereisten van de Vreemdelingenwet en de Procedurerichtlijn, en dat er geen wettelijke basis is voor het rechtsvermoeden dat eiser geen internationale bescherming behoeft. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,-.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.22589
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F. Boone),

en

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1989. Hij heeft op 17 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 7 augustus 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H. Ajdid als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht eisers asielaanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de asielaanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De feiten
4. Op 17 juli 2023 heeft eiser zijn asielaanvraag gedaan. Op 24 juli 2023 heeft een aanmeldgehoor plaatsgevonden. Verweerder heeft eiser uitgenodigd voor een nader gehoor op 1 augustus 2023, hij heeft deze uitnodiging ook ontvangen. Eiser is niet verschenen voor zijn nader gehoor op 1 augustus 2023.
Standpunt eiser
5. Eiser voert aan dat dat verweerder zijn asielverzoek ten onrechte inhoudelijk en als kennelijk ongegrond heeft afgedaan. Eiser is niet gehoord en om die reden heeft geen inhoudelijke beoordeling kunnen plaatsvinden. Verweerder had de aanvraag buiten behandeling moeten stellen op grond van art. 30c, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. Het is niet aan eiser te wijten dat hij niet is verschenen op zijn gehoor. Eiser heeft ter ondersteuning van zijn stelling dat hij asielmotieven heeft nog stukken overgelegd.
Standpunt verweerder
6. Eiser is niet verschenen voor zijn nader gehoor, ondanks de uitnodiging daarvoor. Hij heeft vrijwillig de opvang verlaten. Omdat eiser zonder verschoonbare reden niet is verschenen, gaat verweerder ervan uit dat er geen redenen zijn waarom eiser internationale bescherming behoeft. Daarnaast komt uit de uitvoeringspraktijk het beeld naar voren dat vreemdelingen die zonder opgaaf van redenen niet verschijnen bij het nader gehoor, vaak uiteindelijk geen reële asielmotieven blijken te hebben, wat een aanzienlijk verlies van tijd en capaciteit oplevert. Er bestaat volgens verweerder geen verplichting om in gevallen als deze waarin niet is gehoord onder toepassing van 30c, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw de aanvraag buiten behandeling te stellen. Dit is een bevoegdheid en geen verplichting. De Procedurerichtlijn verplicht hier ook niet toe. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder terecht de aanvraag van eiser op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw heeft afgewezen als kennelijk ongegrond.
7.1.
Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, Vw kan een aanvraag worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid van de Procedurerichtlijn (Pri) indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag en de toelichting van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, van de Vw.
7.2.
In artikel 32, eerste lid, van de Pri is bepaald dat lidstaten een verzoek enkel als ongegrond kunnen afwijzen wanneer de beslissingsautoriteit heeft vastgesteld dat verzoeker niet in aanmerking komt voor internationale bescherming overeenkomstig Richtlijn 2011/95/EU1. In het tweede lid is bepaald dat in gevallen van ongegronde verzoeken waarop een van de artikel 31, achtste lid, vermelde omstandigheden van toepassing is, de lidstaten een verzoek tevens als kennelijk ongegrond beschouwen, indien dit zo in de nationale wetgeving is omschreven.
7.3
De vraag of eiser bij de toelichting van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een asielvergunning kan niet worden beantwoord, omdat hij niet is gehoord. De Nederlandse wetgever heeft niet voorzien in het rechtsvermoeden dat verweerder toepast, namelijk dat ervan uit moet worden gegaan dat er geen redenen zijn waarom eiser internationale bescherming behoeft omdat eiser zonder verschoonbare reden
1. Kwalificatierichtlijn.
niet is verschenen bij zijn nader gehoor. Er ontbreekt een wettelijke basis voor dit rechtsvermoeden. Omdat er geen nader gehoor heeft plaatsgevonden, heeft verweerder geen inhoudelijk oordeel kunnen geven over het asielrelaas. Verweerder had onvoldoende informatie om vast te stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor internationale bescherming. Het artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, Vw mist toepassing.
Beantwoording van de vraag of de Procedurerichtlijn ruimte biedt om in een situatie als die van eiser een aanvraag al dan niet buiten behandeling te stellen, is niet een rechtsvraag die nu voorligt. De beroepsgrond slaagt.
Wat betekent dit?
8. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgedaan als kennelijk ongegrond en verweerder dient een nieuw besluit te nemen. De rechtbank stelt vast dat partijen verdeeld zijn over de redenen waarom eiser niet is verschenen op zijn nader gehoor en wat daaraan vooraf is gegaan. Verweerder heeft hierover nog stukken overgelegd waarop eiser heeft gereageerd. De vragen die eiser heeft gesteld in zijn reactie op het verweerschrift zijn niet allemaal door verweerder beantwoord. Ook heeft eiser op grond van de Wet Open Overheid nog stukken opgevraagd, die mogelijk meer duidelijkheid kunnen geven over de reden van het vertrek van eiser uit de opvang. Omdat er onduidelijkheid bestaat over de redenen waarom eiser niet bij zijn nader gehoor is verschenen, is het aan verweerder om hier nader onderzoek naar te doen. Daarbij speelt de vraag of eiser opnieuw een kans moet krijgen te worden gehoord gelet op de stukken die hij nog heeft overgelegd over zijn asielmotieven. Het is om die reden dat de rechtbank het beroep niet zelf af kan doen en ook zal de rechtbank gelet op het benodigde onderzoek het beroep niet aan zich houden met de vraag aan verweerder om het gebrek te herstellen. De rechtbank zal verweerder opdracht geven een nieuw besluit te nemen.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Gelet op wat is overwogen onder 8, zal de rechtbank het beroep van eiser niet finaal afdoen.
9.1
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
9.2
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 7 augustus 2023;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.