ECLI:NL:RBDHA:2023:19883

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
NL23.34487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiser met kinderen wegens onvoldoende bewijs van gevaar in Colombia

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Colombiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in Colombia, heeft op 7 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor hem en zijn minderjarige kinderen, na te zijn gevlucht voor de bende El Tren de Aragua in Venezuela. De staatssecretaris heeft de aanvraag op 26 oktober 2023 afgewezen, met het argument dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij en zijn kinderen een reëel risico lopen bij terugkeer naar Colombia, waar zij eerder zonder problemen hebben gewoond.

De rechtbank heeft op 7 december 2023 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij geen bescherming kan krijgen van de Colombiaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft overwogen dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij en zijn kinderen specifiek gevaar lopen in Colombia, ondanks de aanwezigheid van de bende in dat land.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris wordt bevestigd. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34487

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

geboren op [geboortedatum 1],
V-nummer: [nummer 1],
mede namens zijn minderjarige kinderen:
[kind 1],
geboren op [geboortedatum 2],
V-nummer: [nummer 2],
[kind 2],
geboren op [geboortedatum 3],
V-nummer: [nummer 3],
allen van Colombiaanse en Venezolaanse nationaliteit
(gemachtigde: mr. A.M. Veld),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: drs. B.H. Wezeman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 7 april 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend voor hem en zijn kinderen. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 26 oktober 2023 afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H.R.W. Trok als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het asielrelaas

4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser en zijn kinderen hebben in Venezuela problemen gehad met de bende El Tren de Aragua. In maart 2021 werden hij en een van zijn zoons opgewacht, meegenomen en mishandeld door leden van de bende. Zijn zoon liep daarbij een hersenbeschadiging en brandwonden op, eiser werd bewusteloos geslagen en er werd gedreigd dat hij zou worden vermoord. Na dit incident is eiser met twee zoons gevlucht naar Colombia. Eiser en zijn zoons hebben, naast de Venezolaanse nationaliteit, ook de Colombiaanse nationaliteit. In Colombia heeft eiser met zijn kinderen ongeveer een jaar geleefd, tot hij hoorde dat dezelfde bende die hem had mishandeld en bedreigd nu ook in de omgeving waar hij woonde in Colombia actief was. Op dat moment vreesde hij voor het leven van hem en zijn kinderen en is daarom naar Nederland gevlucht.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen met de bende El Tren de Aragua.
5.1.
De staatssecretaris heeft de elementen geloofwaardig geacht, maar eisers asielaanvraag afgewezen. Daartoe heeft de staatssecretaris gesteld dat door de problemen met de bende aannemelijk is gemaakt dat eiser een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Venezuela. In Colombia heeft eiser echter een jaar zonder problemen geleefd. Er is geen reden om aan te nemen dat dit nu niet meer kan. Daarbij is er geen reden om aan te nemen dat eiser bij problemen geen bescherming van de Colombiaanse autoriteiten kan krijgen. Gelet op het feit dat eiser ook de Colombiaanse nationaliteit bezit en in dat land kan verblijven krijgt hij geen verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanheb en onder a of b van de Vreemdelingenwet 2000.
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris het element ‘problemen met de bende El Tren de Aragua’ geloofwaardig heeft geacht. Nu deze bende ook actief is in Colombia snapt eiser niet dat wordt gezegd dat hij veilig terug kan naar Colombia. Vast staat immers dat eiser gevaar loopt door toedoen van deze bende. Dat wordt opgemerkt dat eiser bescherming van de Colombiaanse autoriteiten kan vragen kan eiser niet volgen omdat hij met stukken onderbouwd heeft aangegeven dat de Colombiaanse autoriteiten met deze bende samenwerken. Dat de aangevoerde bronnen niet specifiek op eiser zien maakt daarbij niet uit, met de documenten is aangetoond dat de bende actief is in Colombia en dat de autoriteiten samenwerken met de bende. Dit is dus weldegelijk relevant voor de situatie van eiser en moet worden meegenomen in de beoordeling.
7. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat eiser er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat het voor hem en zijn kinderen niet veilig is terug te keren naar Colombia. De enkele omstandigheid dat eiser in het verleden in Venezuela problemen met de bende El Tren de Aragua heeft gehad heeft de staatssecretaris daartoe onvoldoende mogen vinden. Eiser heeft van een collega gehoord dat El Tren de Aragua actief is in Colombia, maar niet gesteld of gebleken is dat hij in Colombia ook problemen van deze bende heeft ondervonden. Dat eiser het vermoeden heeft dat de bende hem in Colombia iets zal aandoen heeft de staatssecretaris onvoldoende kunnen achten. Uit de door eiser aangeleverde stukken volgt weliswaar dat de bende actief is in Colombia, maar dit was ook al het geval op het moment dat eiser in Colombia woonde. Eiser en zijn kinderen hebben blijkens het asielrelaas ongestoord in Colombia gewoond en gewerkt. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze bende het specifiek op eiser en zijn gezin gemunt heeft.
8. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij geen bescherming zou kunnen krijgen van de autoriteiten in Colombia. Op grond van het landgebonden beleid ten aanzien van Colombia gaat de staatssecretaris ervan uit dat het voor een Colombiaanse vreemdeling in het algemeen mogelijk is de bescherming van de autoriteiten te verkrijgen. [1] Uit het Algemeen Ambtsbericht van maart 2022 blijkt dat in Colombia sprake is van een uitgebreide structuur van richtlijnen, mechanismen en wetten om bescherming door de autoriteiten te waarborgen. [2] Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat hij en zijn kinderen geen bescherming kunnen krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daar niet in geslaagd. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte gesteld dat wat eiser heeft aangevoerd niet aannemelijk maakt dat hulp vragen bij voorbaat zinloos is. De stukken die eiser heeft aangeleverd laten weliswaar zien dat er, vooral in rurale gebieden, sprake is van corruptie en problemen binnen de Colombiaanse rechtsgang en dat er banden zijn met El Tren de Aragua, maar dit betekent niet dat elke bescherming op voorhand is uitgesloten. Dat bescherming inroepen bij de autoriteiten bij voorbaat zinloos of zelfs gevaarlijk is, is onvoldoende onderbouwd, zeker gelet op het feit dat eiser in [woonplaats] - een grote stad - en niet in ruraal gebied woonachtig was en daar naartoe kan terugkeren. Daarbij heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tevergeefs bescherming heeft ingeroepen. Dit omdat eiser geen problemen heeft ondervonden in Colombia en dus ook geen bescherming van de autoriteiten heeft ingeroepen.
9. Het vorenstaande brengt mee dat het beroep ongegrond is.

Conclusie en gevolgen

10. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Paragraaf C7/10.5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
2.Zie ook de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer van 27 mei 2022, TK 19637, nr. 2898.