ECLI:NL:RBDHA:2023:19900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
NL23.1595
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiser na ontvoering en deelname aan demonstraties

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van een Colombiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1993, diende op 27 december 2021 een aanvraag in, die op 22 december 2022 werd afgewezen als ongegrond. Eiser stelt dat hij is gevlucht na een ontvoering, die hij vermoedt dat deze door de politie is uitgevoerd vanwege zijn deelname aan een demonstratie in Cali. Na zijn terugkeer in Bogota ontving hij een dreigbrief, wat hem deed besluiten te vluchten.

De rechtbank heeft het beroep op 1 juni 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. De rechtbank oordeelt dat verweerder de asielaanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn claims, en de rechtbank concludeert dat verweerder het juiste referentiekader heeft toegepast bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van eiser over de ontvoering en de dreigbrief niet geloofwaardig zijn, en dat hij niet voldoende heeft onderbouwd waarom hij niet in detail kon verklaren over zijn ervaringen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe en is openbaar gemaakt op 6 juli 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.1595
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C. Ohrtmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft de Colombiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1993. Hij heeft op 27 december 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 december 2022 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. Eiser heeft tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft het beroep op 1 juni 2023 samen met de zaak NL23.1596 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de heer [A] , de gemachtigde van eiser, die ook de gemachtigde is van de heer [A] , de gemachtigde van verweerder en A. van den Berg als tolk.

Het asielrelaas

4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt dat hij is gevlucht uit Colombia, omdat hij na deelname aan een demonstratie in Cali samen met een collega is ontvoerd. Eiser vermoedt dat hij is ontvoerd door de politie vanwege zijn deelname aan de demonstratie. Nadat eiser is teruggekeerd naar zijn woonplaats, Bogota, hebben hij en zijn collega een dreigbrief ontvangen. Deze dreigbrief was voor eiser aanleiding om te vluchten uit Colombia.

Het bestreden besluit

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Deelname aan demonstraties;
Problemen als gevolg van de deelname aan demonstraties.
Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ook gelooft verweerder dat eiser wel eens heeft deelgenomen aan een demonstratie. Uit de verklaringen van eiser volgt echter dat hij bij deze protesten maar een geringe rol heeft gespeeld.
Verweerder gelooft daarom niet dat eiser problemen heeft ondervonden door zijn deelname aan de demonstraties. Verweerder ziet geen reden om eiser aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en vindt het niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer risico loopt op ernstige schade. Verweerder wijst de asielaanvraag daarom af als ongegrond1.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank oordeelt dat verweerder eisers asielaanvraag mocht afwijzen als ongegrond. In het vervolg van deze uitspraak legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt. Hierbij bespreekt de rechtbank wat eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
Heeft verweerder het juiste referentiekader toegepast?
7. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij niet geloofwaardig heeft verklaard over de ontvoering. Gelet op de stress en het trauma die deze gebeurtenis bij eiser teweeg heeft gebracht, kon van eiser niet verwacht worden dat hij meer concreet en in detail verklaarde. Eiser vindt dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd en geconcretiseerd waarom er meer van zijn verklaringen verwacht mocht worden. Dit is enkel gebaseerd op aannames van verweerder. Verweerder hanteert volgens eiser bij de beoordeling van het relaas van eiser een onvoldoende duidelijk referentiekader, doordat verweerder niet concreet maakt wat, uitgaande van de juistheid van het relaas, van zijn verklaringen verwacht mocht worden.
8. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat het in beginsel aan eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken, waarbij verweerder wel invulling moet geven aan de op hem rustende samenwerkingsplicht. De rechtbank overweegt verder dat verweerder bij de beoordeling van het asielrelaas rekening moet houden met de persoon van eiser en zijn referentiekader. Dit is tussen partijen niet in geschil. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgrond van eiser echter een stuk verder gaat. Deze houdt in feite in dat verweerder in elke zaak uitgaande van de juistheid van het verhaal een individueel referentiekader moet scheppen over wat precies van iemands verklaringen verwacht mag worden. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 20232 - waar eiser ter zitting naar verwees – ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor dit standpunt. Ook verder ziet de rechtbank geen reden om van het door eiser (voor)gestelde toetsingskader uit te gaan.
9. De rechtbank oordeelt dat verweerder bij de beoordeling van het asielrelaas van eiser het juiste kader heeft toegepast. Zoals verweerder heeft toegelicht wordt niet van eiser verwacht dat hij in detail over de ontvoering kan verklaren, maar wel dat hij op hoofdlijnen hierover kan verklaren. Uit het rapport van Medifirst volgt dat er geen relevante
1. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
beperkingen zijn om eiser te horen. Hieruit blijkt dus niet dat er bij eiser sprake is van een zodanig trauma dat hij niet over zijn asielrelaas kan worden gehoord. Eiser heeft ook bij het gehoor niet aangegeven dat hij niet in staat was om te verklaren. Onder deze omstandigheden had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van eiser gelegen om nader te onderbouwen, dat hij desondanks door zijn trauma toch niet in staat was om in meer detail over zijn asielrelaas te verklaren.
Heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom hij de verklaringen over de problemen als gevolg van de demonstraties niet geloofwaardig vindt?
10. Eiser vindt dat verweerder zich te veel op de tegenstrijdigheden heeft gefocust en onvoldoende zijn relaas als geheel heeft beoordeeld. Eiser stelt dat verweerder gelet op zijn verklaringen in combinatie met de externe geloofwaardigheidsindicatoren onvoldoende heeft gemotiveerd dat zijn relaas in ieder geval wat betreft de ontvoering ongeloofwaardig is. Hierbij wijst eiser erop dat zijn relaas op hoofdlijnen overeenstemt met dat van zijn collega. Er is alleen sprake van nuanceverschillen en niet van echte tegenstrijdigheden tussen hun beide verklaringen. Ook past zijn relaas in het beeld dat blijkt uit de over Colombia bekende landeninformatie. Verder heeft eiser een aangifte en foto’s overgelegd die zijn verklaringen over de ontvoeringen ondersteunen.
11. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom hij eisers verklaringen over de ontvoering en de daarop volgende bedreigingen niet geloofwaardig vindt. Hierbij mocht verweerder tegenwerpen dat eiser zeer vage en summiere verklaringen heeft afgelegd over de ontvoering. Eiser maakt hierdoor niet inzichtelijk hoe de ontvoering en de rest van de nacht zijn verlopen. Over het moment van de ontvoering weet eiser bijvoorbeeld enkel dat het nog donker was. Ook kan hij niet duiden hoeveel mensen erbij betrokken waren. Eiser weet alleen dat het meerdere personen waren. Eiser kan daarnaast geen inschatting maken van hoe lang de ontvoering duurde, maar geeft aan dat ze nog in het donker werden vrijgelaten. Uit de verklaringen van de collega, die samen met eiser zou zijn ontvoerd, volgt echter dat ze vele uren en mogelijk de hele nacht bij de ontvoerders in de auto hebben doorgebracht. De ontvoering duurde volgens de collega totdat de zon opkwam. Dit schetst een ander beeld dan de verklaringen van eiser. Verweerder mocht vinden dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. Verder kan eiser alleen oppervlakkig verklaren over wat er tijdens de urenlange ontvoering in de auto gebeurd is. Zo vertelt eiser dat de ontvoerders hem vroegen bij welke groepering hij hoorde, zeiden dat hij de waarheid moest vertellen, dat het geen spel is en dat ze namen van zijn familieleden en van familieleden van zijn collega wisten. Gelet op de duur van de ontvoering mocht verweerder van eiser verwachten dat hij hier in meer detail over kon verklaren. Ook kan eiser niet concretiseren, waarom hij denkt dat zijn ontvoerders bij de politie hoorden. Eiser wijst er enkel op dat de ontvoerders in een codetaal spraken en er berichten binnenkwamen via de radio. In dit kader mocht verweerder het bevreemdend vinden dat eiser na zijn deelname aan de demonstraties versneld een nieuw paspoort kreeg en legaal en probleemloos het land kon uitreizen. Dit duidt er niet op dat eiser, zoals hij vermoedt, bij de autoriteiten in de negatieve belangstelling stond.
12. Verder hecht verweerder er niet ten onrechte belang aan dat eiser weinig kan vertellen over de dreigbrief, terwijl dit voor hem de aanleiding was om uit Colombia te vluchten. Zo verklaart eiser dat hij de aan hem verstuurde dreigbrief nooit heeft gezien, omdat zijn moeder deze op zijn verzoek heeft weggegooid. Eiser beschikt alleen over een foto van de aan zijn collega verstuurde dreigbrief. Eiser kan ook niet uitleggen waarom hij
vermoedt dat er een verband bestaat tussen de dreigbrief en de ontvoering. Er zitten meer dan twee maanden tussen de ontvoering en de ontvangst van de dreigbrief. De dreigbrief is niet ondertekend en eiser weet niet wie de dreigbrief heeft gebracht.
13. Anders dan eiser aanvoert, volgt de rechtbank niet dat verweerder de verklaringen van eiser onvoldoende in samenhang heeft bekeken en hierbij de externe geloofwaardigheidsindicatoren niet heeft betrokken. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat de omstandigheid dat uit de landeninformatie blijkt dat er in Cali ontvoeringen plaatsvinden niet maakt dat het relaas van eiser geloofwaardig is. Hieruit volgt immers niet dat dit eiser ook is overkomen. Ook laat dit onverlet dat eiser aan de hand van zijn verklaringen zijn relaas aannemelijk dient te maken. Anders dan eiser aanvoert hoefde ook de aangifte niet tot een andere conclusie te leiden. Eiser heeft pas in Nederland aangifte gedaan en dit is enkel een weergave van eisers eigen verklaringen, die verweerder reeds heeft beoordeeld. Ook heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de foto’s eisers
relaas niet ondersteunen. De foto’s zijn niet gedateerd en uit de foto’s kan verweerder niet herleiden waar het vermeende letsel op de foto door is veroorzaakt.

Conclusie en gevolgen

14. Gelet op het voorgaande heeft verweerder voldoende deugdelijk gemotiveerd dat eisers verklaringen over de problemen die hij heeft ondervonden door zijn deelname aan de demonstraties niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft geen gronden aangevoerd die zien op de zwaarwegendheidsbeoordeling van de geloofwaardig geachte relevante elementen van zijn asielrelaas.
15. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr.
R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.