ECLI:NL:RBDHA:2023:19917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
NL23.37603
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een eiser van Surinaamse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 6 september 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 8 december 2023, waar eiser aanwezig was in het detentiecentrum in Rotterdam, heeft de rechtbank het beroep behandeld. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure van eiser. De staatssecretaris heeft een laissez passer (lp) aanvraag ingediend bij de Surinaamse autoriteiten, maar eiser betwistte dat er zicht op uitzetting bestaat binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris sinds het sluiten van het vorige onderzoek meerdere gesprekken met eiser heeft gevoerd en dat de lp-aanvraag nog in behandeling is. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om te oordelen dat de staatssecretaris niet voldoende voortvarend handelt en dat er zicht op uitzetting bestaat.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37603

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Surinaamse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. L.O. Augustines).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 6 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep met behulp van telehoren op 8 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is op het detentiecentrum in Rotterdam verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 19 oktober 2023 (in de zaak NL23.31742) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 13 oktober 2023.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat er geen zicht op uitzetting bestaat binnen een redelijke termijn en dat de staatssecretaris niet voldoende voortvarend handelt. De staatssecretaris heeft een laissez passer (lp) aanvraag gedaan bij de Surinaamse autoriteiten. Echter volgt uit de informatie op de website van DT&V dat de Surinaamse autoriteiten geen lp’s afgeven maar alleen noodpaspoorten. Daarnaast staat er dat er een vlucht moet zijn geboekt en dat daarna door de ambassade een document wordt verstrekt. Nu er geen vlucht is geboekt is het volgens eiser logisch dat er ook geen document wordt verstrekt. Verder heeft eiser ter zitting toegelicht dat hij contact heeft opgenomen met de ambassade en dat zij hebben aangegeven pas te zullen meewerken als eiser wordt vrijgelaten.
4. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser en dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. De staatssecretaris heeft sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige procedure drie keer een vertrekgesprek met eiser gevoerd (op 13 oktober 2023, 13 november 2023 en 24 november 2023) en twee keer schriftelijke gerappelleerd op de lp-aanvraag (op 2 november 2023 en op 22 november 2023). De staatssecretaris heeft toegelicht dat de lp-aanvraag nog steeds in behandeling is bij de Surinaamse autoriteiten en dat DT&V in afwachting is van een reactie van de ambassade. Ook wordt er gerappelleerd op deze aanvraag. De rechtbank ziet hierin onvoldoende aanleiding om te oordelen dat de staatssecretaris door het wachten op de uitkomst van het lp-onderzoek niet voldoende voortvarend handelt. De staatssecretaris moet in de gelegenheid kunnen zijn om het resultaat van dat onderzoek af te wachten. Verder is de rechtbank van oordeel dat het gegeven dat er geen noodpaspoort aan eiser is afgegeven, niets zegt over de behandeling van de lp-aanvraag. De Surinaamse autoriteiten hebben de lp-aanvraag niet afgewezen, zodat de staatssecretaris er vanuit mag gaan de lp-aanvraag in behandeling is. De staatssecretaris heeft daarnaast ter zitting toegelicht dat op het moment dat de identiteit en nationaliteit van eiser vaststaan en er wordt gekozen voor de aanvraag van een noodpaspoort, de staatssecretaris op basis van die toezegging van de ambassade een vlucht zal boeken. Verder overweegt de rechtbank dat eiser zijn stelling dat de ambassade zou hebben aangegeven dat zij pas zullen meewerken (aan de afgifte van een lp) indien eiser wordt vrijgelaten, geheel niet heeft onderbouwd en daarom niet slaagt. Tot slot overweegt de rechtbank dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat zicht op uitzetting naar Suriname in zijn algemeenheid ontbreekt. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier in het geval van eiser anders over te oordelen. Daartoe acht de rechtbank het enkele tijdsverloop sinds de lp-aanvraag en het feit dat deze nog niet tot afgifte heeft geleid onvoldoende.
5. De rechtbank ziet ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enig moment onrechtmatig was
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.