ECLI:NL:RBDHA:2023:19949
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming voor een Oekraïense burger
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 17 augustus 2023 aan eiser medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382, zou eindigen op 4 september 2023. Eiser, die zich als gezinslid van een Oekraïense burger beschouwt, heeft zijn beroep ingediend omdat hij meent recht te hebben op tijdelijke bescherming op basis van zijn relatie met een Oekraïense vrouw. De rechtbank heeft op 10 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming te beëindigen en dat dit niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij voor 24 februari 2022 een duurzame relatie had met zijn partner, wat essentieel is voor zijn beroep op tijdelijke bescherming. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin werd geoordeeld dat de staatssecretaris de bevoegdheid heeft om de tijdelijke bescherming voor de groep waartoe eiser behoort te beëindigen. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij niet terug kan naar zijn land van herkomst vanwege problemen, maar deze beroepsgrond wordt niet in deze procedure beoordeeld.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Raad van State als hij het niet eens is met de beslissing.