ECLI:NL:RBDHA:2023:19970
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij haar referent. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 12 december 2023 uitspraak gedaan. Eiseres had haar aanvraag op 15 maart 2023 ingediend, en verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was verlengd met drie maanden, waardoor verweerder uiterlijk op 13 september 2023 een besluit had moeten nemen. Eiseres heeft verweerder op 13 september 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 29 september 2023 beroep ingesteld, wat tijdig was omdat er twee weken waren verstreken na de ingebrekestelling.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. Eiseres heeft verzocht om een gegrondverklaring van het beroep, het opleggen van een dwangsom aan verweerder voor het niet tijdig nemen van een besluit, en vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 418,50, en heeft verweerder veroordeeld in deze kosten. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.