ECLI:NL:RBDHA:2023:19990

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
NL23.30811, NL23.30813 en NL23.30815
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en overdracht aan Duitsland onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, worden de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 26 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 1 december 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de eisers ongelijk krijgen en het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname gedaan aan Duitsland, dat dit verzoek heeft aanvaard.

Eisers hebben aangevoerd dat zij niet naar Duitsland kunnen worden overgedragen vanwege medische redenen en dat er bijzondere omstandigheden zijn die een inhoudelijke behandeling van hun aanvragen in Nederland rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eisers hebben niet aangetoond dat dit in hun geval niet kan. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvragen niet in behandeling hoeft te nemen en dat eisers aan Duitsland mogen worden overgedragen. De eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.30811, NL23.30813 en NL23.30815

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[namen eisers] ,

V-nummers: [V-nummers eisers] , eisers
(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van
26 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 1 december 2023 op zitting behandeld. De verzoeken om een voorlopige voorziening van eisers, met de nummer NL23.30812, NL23.30814 en NL23.30816, zijn tegelijkertijd op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bondsrepubliek Duitsland een verzoek om overname gedaan. Bondsrepubliek Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Beroepsgronden
5. Eisers vinden dat Nederland de asielaanvragen van eisers inhoudelijk moet behandelen.
5.1.
Eisers stellen dat zij niet kunnen worden overgedragen aan Duitsland omdat zij in
Nederland onder medische behandeling staan. Zij hebben medische stukken van het GZA overgelegd. In Duitsland hebben eisers verzocht om medische behandeling en hulp, echter dit werd eisers geweigerd. Gezien hun medische situatie mag van eisers niet worden verwacht dat zij gaan klagen in Duitsland zelf. Eisers zagen zich genoodzaakt om Duitsland te verlaten om te voorkomen dat het mis met hen zou gaan en dat er een reële mogelijkheid zou ontstaan dat eisers in een onmenselijke en/of vernederende situatie terecht zouden komen.
5.2.
Verder vinden eisers dat er bijzondere feiten en omstandigheden zijn op grond
waarvan de asielaanvragen in Nederland inhoudelijk dienen te worden behandeld. Eisers zijn ontheemd. In Moldavië kunnen zij zich niet staande houden, met alle gevolgen van dien. In dit kader spelen klemmende redenen van humanitaire aard een belangrijke rol. Zij kunnen niet terugkeren naar Moldavië en dat is door Duitsland niet onderkend.
5.3.
Ten slotte stellen eisers zich op het standpunt dat Duitsland artikel 19 van de Procedurerichtlijn niet nakomt en dat er derhalve sprake is van schending van het interstatelijke vertrouwensbeginsel.
Beoordeling
6. De staatssecretaris mag in beginsel ten opzichte van Bondsrepubliek Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Eisers moeten aannemelijk maken dat dit in hun geval niet kan. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers hierin niet geslaagd.
6.1.
De staatssecretaris mag er in beginsel op vertrouwen dat als Duitsland ermee heeft ingestemd om eisers op grond van de Dublinverordening over te nemen, zij haar internationale verplichtingen zal nakomen. Duitsland is gebonden aan dezelfde internationale verplichtingen als Nederland en er is geen reden om aan te nemen dat Duitsland zich daar niet aan zal houden. De staatssecretaris mag zich dan ook op het standpunt stellen dat er van mag worden uitgegaan dat de medische voorzieningen in Duitsland vergelijkbaar zijn met die in Nederland, dat Duitsland in staat moet worden geacht de medische klachten van eisers te kunnen behandelen en dat eisers na aankomst in Duitsland toegang hebben tot de nodige behandeling. Als eisers geen of onvoldoende medische hulp krijgen in Duitsland, mag de staatssecretaris van eisers verwachten dat zij zich hierover in Duitsland beklagen. De beroepsgrond slaagt niet.
6.2.
Voor zover eisers hebben gesteld dat zij ontheemd zijn en dat er sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard, overweegt de rechtbank dat het aan de Duitse autoriteiten is om dit te beoordelen. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de asielprocedure in Duitsland niet voldoet. De staatssecretaris heeft geen aanleiding hoeven zien het asielverzoek zelf te behandelen, als bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening.
6.3.
Voor zover eisers zich beroepen op artikel 19 van de Procedurerichtlijn over kosteloze juridische en procedurele informatie in procedures in eerste aanleg, overweegt de rechtbank dat eisers niet hebben onderbouwd dat Duitsland zich niet aan deze bepaling houdt. De stelling dat in Nederland het verkrijgen van hulp van een rechtsbijstandsverlener bij bijvoorbeeld de vraag waar je je kunt beklagen bij de autoriteiten, veel makkelijker gaat dan in Duitsland, is hiervoor onvoldoende.
6.4.
Hetgeen eisers overigens hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers niet in behandeling hoeft te nemen en eisers mag overdragen aan Duitsland. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.