ECLI:NL:RBDHA:2023:20008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
NL23.37567
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van het verlengingsbesluit van de bewaringsmaatregel en voortduring van de tenuitvoerlegging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 december 2023, betreft het een beroep van eiser tegen het verlengingsbesluit van de bewaringsmaatregel, die eerder op 22 mei 2023 was opgelegd. De rechtbank toetst de rechtmatigheid van zowel het verlengingsbesluit als de voortduring van de tenuitvoerlegging. Eiser heeft op 29 november 2023 beroep ingesteld tegen het verlengingsbesluit dat op 16 november 2023 was genomen, waarbij de maatregel met maximaal 12 maanden werd verlengd. De rechtbank overweegt dat de voortduring van de maatregel geen besluit is, maar een tenuitvoerlegging die gegrond is op het besluit dat ter toetsing voorligt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel is voldaan. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingetrokken en de rechtbank concludeert dat de maatregel rechtmatig is. De rechtbank heeft ook de rechtmatigheid van de voortduring van de tenuitvoerlegging beoordeeld en komt tot de conclusie dat deze rechtmatig is geweest. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank wijst erop dat tegen deze uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op het verlengingsbesluit, hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37567

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. G.P. Dayala),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. van de Kamp).

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 mei 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft op 16 november 2023 een besluit genomen waarin hij de maatregel van bewaring met ingang van 18 november 2023 met ten hoogste 12 maanden verlengd.
Eiser heeft op 29 november 2023 beroep ingesteld tegen dit verlengingsbesluit. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft op 30 november 2023 een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft op 5 december 2023 en 6 december 2023 hierop gereageerd.
De rechtbank heeft partijen op 5 december 2023 medegedeeld het beroep op zitting te zullen behandelen en eiser op te roepen en in de gelegenheid te stellen om op zitting te worden gehoord over de verlenging van de bewaringsmaatregel.
De gemachtigde van eiser heeft op 6 december 2023 een bericht in het dossier geplaatst om aan te geven dat eiser en hij geen prijs stellen op een fysieke zitting.
De rechtbank heeft partijen op 7 december 2023 medegedeeld het beroep te zullen behandelen ter zitting van 12 december 2023.
Gemachtigde van eiser heeft op 7 december 2023 medegedeeld verhinderd te zijn en dat hij zal worden waargenomen.
Gemachtigde van eiser heeft op 11 december 2023 aangegeven dat eiser wel fysiek aanwezig zal zijn bij de behandeling ter zitting.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. P. De Kan, waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [v-nummer] 1998 en de [nationaliteit] nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. Verweerder moet in het verlengingsbesluit (ook) volgens het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft, zoals blijkt uit vaste Afdelingsjurisprudentie, geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden.
4. De rechtbank overweegt dat eiser in zijn beroepschrift heeft aangegeven beroep in te stellen tegen het verlengingsbesluit. De rechtbank heeft ter zitting uitgesproken dat de gronden van beroep nagenoeg geheel gericht zijn tegen de voortduring van de tenuitvoerlegging van de (verlengde) bewaringsmaatregel en dat de rechtbank de indruk heeft, gelet op de inhoud van de beroepsgronden, dat de gemachtigde geen kennis heeft genomen van het verlengingsbesluit. Verweerder heeft ter zitting aangegeven in een vergelijkbare veronderstelling te verkeren. De rechtbank heeft ter zitting aangegeven de rechtmatigheid van het verlengingsbesluit, voor zover de gronden hier geen betrekking op hebben, ambtshalve te onderzoeken en te beoordelen. De rechtbank heeft verweerder en de waarnemer van de gemachtigde van eiser, in het kader van hoor en wederhoor, ook in de gelegenheid gesteld om een standpunt in te nemen over de rechtmatigheid van de voortduring van de maatregel tot aan het sluiten van het onderzoek ter zitting. Verweerder heeft primair aangegeven dat enkel het beroep tegen het verlengingsbesluit is geagendeerd en de uitspraak van de rechtbank tot de beoordeling van dat beroep beperkt moet blijven. Subsidiair heeft verweerder zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat zowel het verlengingsbesluit, als de voortduring van de maatregel tot aan de sluiting van het onderzoek, rechtmatig zijn. De waarnemer van gemachtigde van eiser heeft verwezen naar de beroepsgronden die gemachtigde van eiser op voorhand aan het dossier heeft toegevoegd en stelt zich op het standpunt dat de maatregel onrechtmatig is en moet worden opgeheven.
4. Eiser heeft in zijn beroepsgronden het navolgende aangevoerd. Verweerder heeft zijn inspanningsverplichting geschonden. Er is niet gebleken dat er een verzoek naar de [nationaliteit] autoriteiten is verstuurd voor een laisser-passer of een reisdocument. Ook na de vertrekgesprekken is hier geen poging toe ondernomen en dat maakt de verlenging van de bewaring onrechtmatig en onevenredig. Daarnaast heeft verweerder geen gemotiveerde verzwaarde belangenafweging gemaakt en dat had gemoeten gelet op de nieuwe inbewaringstelling. In de voortgangsrapportage staat niet vermeld op welke nieuwe feiten en omstandigheden de verzwaarde belangenafweging is gebaseerd. Na zes maanden inbewaringstelling is het niet gelukt om eiser uit te zetten. Er is dan ook geen zicht op uitzetting. Ten slotte is er niet voortvarend gewerkt aan eisers verwijdering en is niet gemotiveerd waarom er geen lichter middel is opgelegd. De inbewaringstelling van eiser is gelet op het voorgaande vanaf het moment van het verstrijken van de zes maanden termijn onrechtmatig. Zicht op uitzetting ontbreekt omdat er niet voortvarend aan de uitzetting wordt gewerkt. De vrijheidsbeneming is een ernstige inbreuk op artikel 5 EVRM zodat er moet worden gemotiveerd waarom een lichter middel niet passend zou zijn. Aangezien het een volgberoep betreft volstaat eiser met de schriftelijke afdoening maar wenst hij wel dat alle omstandigheden door de rechter omtrent zijn bewaring worden getoetst op grond van artikel 4:84 Awb. Eiser heeft zich nooit aan het toezicht vertrokken, maar wordt hiervan enkel door verweerder verdacht. Er zijn geen zware en geen lichte gronden, in ieder geval zijn die niet onderbouwd omdat alle argumenten zijn gebaseerd op feiten uit 2019. Eiser heeft in Nederland bescherming gevraagd maar wordt in bewaring gehouden.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel van bewaring is voldaan en het verlengingsbesluit overigens rechtmatig is. Eiser heeft op 17 mei 2023 zijn asielaanvraag ingetrokken. De maatregel die daarna is opgelegd, is opgelegd ter fine van uitzetting naar het land van herkomst. In het verlengingsbesluit zijn opnieuw de gronden die ten grondslag liggen aan de maatregel gemotiveerd en is opnieuw gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met de oplegging van een lichter middel om de uitzetting te effectueren en waarom de oplegging en voortduring van de maatregel niet onevenredig bezwarend is. Tevens is aangegeven waarom zicht op uitzetting vooralsnog niet ontbreekt en is vermeld wat de stand van zaken in het verwijdertraject is. Verweerder heeft in het verlengingsbesluit gemotiveerd dat ondanks de geleverde inspanningen, de documentatie om de uitzetting te effectueren ontbreekt en gemotiveerd dat eiser niet meewerkt aan de gedwongen terugkeer. Verweerder heeft tot slot een belangenafweging verricht en melding gemaakt van de mogelijkheid om een rechtsmiddel aan te wenden. Verweerder hoeft in een verlengingsbesluit geen verzwaarde belangenafweging te maken. Verweerder is hiertoe alleen gehouden als de totale duur van de (aangesloten periode van) vrijheidsontneming de zes maanden overschrijdt maar er toch geen verlengingsbesluit hoeft te worden genomen. Dit kan het geval zijn als de vreemdelingenbewaring is onderbroken door een detentie op strafrechtelijke gronden of indien door grondslagwijzigingen de maatregel die gegrond is op de Terugkeerrichtlijn nog niet hoeft te worden verlengd, terwijl de aaneengesloten maatregelen reeds zes maanden ten uitvoer worden gelegd. In dit geval is de termijn van de tenuitvoerlegging van de maatregel ter fine van uitzetting zodanig lang dat een verlengingsbesluit moest worden genomen en dus niet kan worden volstaan met een (verzwaarde) belangenafweging. Er hoeft door verweerder geen verzwaarde belangenafweging in of na het verlengingsbesluit te worden verricht.
De rechtbank heeft gecontroleerd of het verlengingsbesluit is uitgereikt en heeft vastgesteld dat in het uitreikingsblad is vermeld dat aan eiser met behulp van een tolk is medegedeeld wat de inhoud van het besluit is en dat een rechtsmiddel kan worden aangewend tegen dit besluit en dat eiser vervolgens heeft geweigerd om te tekenen voor ontvangst. Verweerder heeft ter zitting ook alle rechtmatigheidsvoorwaarden benoemd en komt terecht tot de conclusie dat het verlengingsbesluit rechtmatig is genomen en deugdelijk is gemotiveerd.
6. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak ook de rechtmatigheid van de voortduring van de tenuitvoerlegging van de verlengde bewaringsmaatregel. De rechtbank is bekend met de Afdelingsjurisprudentie waaruit volgt dat alleen het besluit waartegen beroep is ingesteld mag worden getoetst. De rechtbank volgt niet dit niet in bewaringszaken en overigens is een dergelijke situatie thans niet aan de orde. De “voortduring van de maatregel” is immers geen besluit, maar de tenuitvoerlegging die is gegrond op het besluit dat ter toetsing voorligt. De rechtbank toetst dus bij de rechtmatigheidsbeoordeling van de voortduring van de tenuitvoerlegging geen ander besluit dan het besluit waartegen beroep is ingesteld en dat ter toetsing voorligt. Het zou naar het oordeel van de rechtbank getuigen van excessief formalisme en zich ook niet verdragen met het karakter van vrijheidsontneming als de rechtbank enkel het verlengingsbesluit dat is genomen op 16 november 2023 zou toetsen en vervolgens op 12 december 2023 het onderzoek ter zitting ten aanzien van dat besluit zou sluiten en vervolgens aan eiser zou mededelen dat indien hij een rechtmatigheidsbeoordeling door de rechter wenst te verkrijgen van de tenuitvoerlegging van de maatregel vanaf het verlengingsbesluit tot aan het onderzoek ter zitting op 12 december 2023, hij een nieuw rechtsmiddel moet instellen. Indien een in bewaring gestelde derdelander beroep instelt bij de bewaringsrechter, is de inzet van de procedure om een rechtmatigheidsbeoordeling te verkrijgen van de vrijheidsontneming en dus van “de bewaring”. De omvang van het geschil en de omvang van het geding wordt beheerst door de vraag of de inbreuk op het recht op vrijheid, welke inbreuk ten tijde van het onderzoek ter zitting voortduurt, rechtmatig is of dat eiser in vrijheid moet worden gesteld. De bewaringsrechter moet te allen tijde in staat zijn om een onrechtmatig voortdurende maatregel onmiddellijk op te heffen en de betreffende vreemdeling onmiddellijk in vrijheid te stellen. De bewaringsrechter is immers, om een Unierechtelijke doeltreffende voorziening in rechte te bieden, verplicht om een bewaringsmaatregel, zodra de rechter vaststelt dat deze onrechtmatig is, onmiddellijk te beëindigen. Indien de rechter constateert dat het verlengingsbesluit dat ter toetsing voorligt rechtmatig is, maar de tenuitvoerlegging op enig moment tussen het inwerkingtreden van het verlengingsbesluit en het sluiten van het onderzoek ter zitting in die procedure onrechtmatig is geworden, kan de rechtbank bezwaarlijk de maatregel laten voortduren en eiser wijzen op de mogelijkheid om een separaat volgberoep in te dienen om een andere bewaringsrechter op een later moment nogmaals die onrechtmatigheid te laten vaststellen en vervolgens alsnog tot onmiddellijke invrijheidstelling over te gaan. De procedurele regels die gelden in het algemene bestuursrecht kunnen niet onverkort worden toegepast in het bewaringsrecht indien dit mogelijk tot gevolg heeft dat een onrechtmatige inbreuk op het recht op vrijheid langer voortduurt en voortduurt nadat de bewaringsrechter uitspraak heeft gedaan. De rechtbank zal dus deze beoordeling ook in deze procedure verrichten. Dat eiser eenvoudig tegelijk met het beroep tegen het verlengingsbesluit ook een volgberoep aanhangig had kunnen maken en om gelijktijdige behandeling van beide beroepen had kunnen verzoeken, doet niet af aan de plicht van de bewaringsrechter om een doeltreffende voorziening in rechte te bieden en om dus te onderzoeken en te beoordelen of de vreemdeling die in bewaring is gesteld, in bewaring kan en moet worden gehouden. Indien dit onderzoek tot de conclusie leidt dat de tenuitvoerlegging onrechtmatig is, zal de rechtbank dan ook tot de onmiddellijke invrijheidstelling overgaan, ongeacht welk aan de bewaring gerelateerd besluit op dat moment ter toetsing voorligt.
7. Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd en ter zitting toegelicht dat uit contact met de regievoerder blijkt dat de M120 een actuele weergave van de verrichte uitzettingshandelingen bevat. Verweerder heeft zich verder gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de voortduring van de verlengde bewaringsmaatregel steeds rechtmatig is geweest. De rechtbank is het hiermee eens. In de periode die de maatregel heeft voortgeduurd vanaf het verlengingsbesluit is niet gebleken dat de tenuitvoerlegging onevenredig bezwarend is geworden. De rechtbank heeft dit ter zitting uitgebreid met eiser besproken en ook besproken waarom de maatregel is opgelegd en nog steeds voortduurt ondanks dat eiser de vrijheidsontneming als zwaar ervaart. Uit de verklaringen die eiser heeft afgelegd volgt dat een opheffing van de maatregel en de toepassing van een lichter middel niet tot terugkeer zullen leiden en ook dit heeft de rechtbank ter zitting uitgebreid aan eiser uitgelegd. Uit de door verweerder verstrekte gegevens blijkt welke voortgangshandelingen verweerder heeft verricht om de uitzetting te kunnen effectueren. De rechtbank overweegt dat verweerder deze uitzettingshandelingen voortvarend verricht en voldoende inspanningen verricht om de beoogde uitzetting te kunnen effectueren. Ondanks de lange duur van de maatregel zijn er nog geen aanknopingspunten voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. De tenuitvoerlegging van de maatregel heeft niet onrechtmatig voortgeduurd. De rechtbank zal dan ook niet de opheffing van de maatregel bevelen en de rechtbank zal eiser niet in vrijheid stellen.
8. De rechtbank concludeert dat het verlengingsbesluit rechtmatig is en de tenuitvoerlegging van de bewaringsmaatregel in de periode tot aan de sluiting van het onderzoek in de onderhavige procedure rechtmatig is geweest. De rechtbank zal het beroep dus ongegrond verklaren.
9. De rechtbank heeft met partijen besproken dat tegen een uitspraak over de voortduring van de bewaringsmaatregel geen rechtsmiddel open staat. Omdat de rechtbank in deze procedure die is ingeleid met een beroep tegen het verlengingsbesluit, wel ambtshalve, na partijen dit te hebben medegedeeld en ook in het kader van hoor en wederhoor in de gelegenheid heeft gesteld inhoudelijk te reageren, de rechtmatigheid van de voortduring heeft getoetst, zou het wellicht raadzaam zijn om hoger beroep in te stellen en om doorbreking van het appèlverbod te verzoeken. De rechtbank is weliswaar bekend met het toetsingskader dat de Afdeling hiervoor hanteert, maar zolang de wetgever de wetgeving niet aanpast zal er divergentie ontstaan over rechtsvragen die verband houden met de omvang van de verplichte ambtshalve rechtmatigheidsbeoordeling en deze divergentie is onwenselijk.
10. Beslist wordt als volgt

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af..
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.M.M.F. Roijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover de uitspraak betrekking heeft op het verlengingsbesluit, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.