ECLI:NL:RBDHA:2023:20037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
NL23.31293
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van transgender uit Moldavië wegens onvoldoende bewijs van discriminatie en militaire dienstplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een transgender vrouw van Moldavische afkomst, haar asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarop eiseres beroep aantekende. De rechtbank heeft de zaak op 29 november 2023 behandeld in Middelburg, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. Eiseres stelde dat zij in Moldavië te maken heeft met discriminatie vanwege haar transgenderidentiteit en vreesde voor de militaire dienstplicht in Transnistrië.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit en herkomst van eiseres geloofwaardig achtte, evenals haar transgenderidentiteit en de daarmee samenhangende problemen. Echter, de rechtbank vond dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat zij daadwerkelijk te vrezen had voor discriminatie of ernstige schade bij terugkeer naar Moldavië. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij in Moldavië niet in staat zou zijn om een veilig en menswaardig bestaan op te bouwen. De rechtbank oordeelde dat de asielaanvraag terecht was afgewezen, omdat er geen gegronde vrees voor vervolging was in de zin van het Vluchtelingenverdrag.

De rechtbank benadrukte dat eiseres niet had aangetoond dat zij alle mogelijke rechtsmiddelen in Moldavië had benut om bescherming te verkrijgen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31293

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , zich thans noemende [naam eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 op zitting behandeld te Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen C. Shaljan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Moldavische nationaliteit te hebben. Zij heeft op 20 maart 2022 voor de eerste maal een asielaanvraag ingediend in Nederland. Deze asielaanvraag is bij besluit van 30 september 2022 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van het verzoek van eiseres om internationale bescherming. Het daartegen door eiser ingestelde beroep is ongegrond verklaard op 18 november 2022. [2] Omdat eiseres niet meer tijdig aan Frankrijk kon worden overgedragen, is zij op 1 juni 2023 opgenomen in de nationale asielprocedure.
2. Vervolgens heeft eiseres op 17 juni 2023 een tweede asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft aan deze asielaanvraag ten grondslag gelegd zij in haar land van herkomst discriminatie ervaart wegens het zijn van transgender en als gevolg van haar afkomst uit Transnistrië. Ook vreest zij voor de Transnistrische militaire dienstplicht.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van
eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de transseksuele gerichtheid van eiseres en de daarmee samenhangende problemen eveneens geloofwaardig geacht. Ook wordt gevolgd dat eiseres discriminatie ervaart wegens haar Transnistrische afkomst. Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiseres twee keer is opgeroepen voor de militaire dienstplicht in Transnistrië en in het kader daarvan is opgeroepen voor een medische keuring. Echter wordt ongeloofwaardig geacht dat de oom van eiseres het militaire bestuur in Transnistrië heeft omgekocht om haar op te roepen voor de militaire dienst. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat zij echt te vrezen heeft voor militaire dienstplicht bij het leger in Transnistrië. Eiseres komt op grond van de geloofwaardig geachte elementen niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij uitzetting heeft te vrezen voor discriminatie in de zin van het Vluchtelingenverdrag [3] of ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [4] vanwege haar geaardheid en afkomst.
4. In beroep stelt eiseres dat zij niet kan bewijzen dat haar oom het militaire bestuur heeft omgekocht, maar dat zij hierover naar eer en geweten verklaringen heeft afgelegd die haar als juist voorkomen. Dit geldt ook voor haar vrees voor de dienstplicht bij het leger van Transnistrië. Verder stelt eiseres dat het misschien lijkt alsof de positie en behandeling van transgenders in Moldavië verbeterd is, maar dit is enkel nieuws met de achterliggende gedachte om de Europese Unie gunstig te stemmen. Eiseres verwijst hiertoe naar verschillende bronnen. Ook heeft zij een brief overgelegd die is opgesteld door Genderdoc-M, een organisatie die opkomt voor de rechten van LHBTI in Moldavië. Met deze stukken beoogt eiseres duidelijk te maken dat het voor haar niet mogelijk is om in Moldavië een menswaardig en veilig bestaan op te bouwen omdat zij transgender is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiseres haar stelling dat haar oom het militaire bestuur heeft omgekocht, slechts op aannames baseert. Nu eiseres in beroep heeft gesteld dat zij dit ook niet kan bewijzen, blijft het nog altijd een niet onderbouwd vermoeden, waardoor verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat zij wordt opgeroepen voor de dienstplicht door toedoen van haar oom. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij vanuit Moldavië te vrezen heeft voor de militaire dienstplicht in Transnistrië, een afvallige provincie. Eiseres woonde voor haar vertrek geruime tijd in [plaatsnaam] en is in het bezit van Moldavische documenten. Er is op geen enkele wijze gebleken dat eiseres het risico loopt om gedeporteerd te worden naar Transnistrië. De Transnistrische autoriteiten hebben ook geen zeggenschap over het gebied dat onder controle staat van de Moldavische regering. Zolang eiser op Moldavisch grondgebied verblijft kunnen zij eiseres dus niet straffen voor het eventueel weigeren van de dienstplicht. Verweerder stelt dan ook terecht dat het weigeren van de dienstplicht niet kan leiden tot een reëel risico op ernstige schade en een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
6. De rechtbank is van verder oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw omdat geen sprake is van een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Daarvoor is immers vereist dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging wegens een godsdienstige of politieke overtuiging of een nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde sociale groep. Weliswaar zijn de transseksuele geaardheid van eiseres en de daaruit voortvloeiende problemen geloofwaardig geacht, maar uit de verklaringen van eiseres blijkt niet dat zij om die reden aangemerkt moet worden als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Ook heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat voor haar geen mogelijkheid bestaat om tegen voorkomende toekomstige problemen in Moldavië bescherming van de autoriteiten in te roepen. Beoordeeld moet worden of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Deze toetsingsmaatstaf is in de besluitvorming niet uitdrukkelijk benoemd, maar uit het voornemen en beschikking blijkt voldoende dat de feitenbeoordeling wel op die wijze is uitgevoerd. Dit wordt als volgt toegelicht.
7. Verweerder heeft zich allereerst terecht op het standpunt gesteld dat het voor haar vertrek voor eiseres mogelijk is geweest om te functioneren binnen de Moldavische maatschappij. Zo heeft zij haar eigen woning kunnen huren en een aantal banen gehad, terwijl zij haar geaardheid daar heeft geuit. Verweerder heeft verder onderkend dat uit openbare bronnen blijkt dat de bevolking in Moldavië vooroordelen heeft over LHBTI-mensen, dat er discriminatie op de werkvloer voorkomt als gevolg van genderidentiteit, en LHBTI-mensen het risico lopen om geweld te ondervinden. Daaruit blijkt echter niet dat transgenders systematisch worden vervolgd. Daargelaten dat de door eiseres overgelegde informatie algemene bronnen betreft die niet op de specifieke situatie van eiseres zien, past de informatie in het beeld dat al bekend is van Moldavië. Er is ruimte voor verbetering, maar niet kan gesteld worden dat sprake is van een onhoudbare situatie voor transgenders in Moldavië. Uit de stukken blijkt ook van positieve ontwikkelingen. Dat dit goede nieuws is ingestoken met de achterliggende gedachte om de Europese Unie gunstig te stemmen, is slechts een aanname van eiseres. De brief van Genderdoc-M leidt niet tot een andere conclusie, nu hieruit juist blijkt dat een transgender tiener vanuit [plaatsnaam] (Transnistrië) naar Moldavië is gevlucht en daar hulp heeft gekregen van Genderdoc-M. Verder wordt beschreven hoe een non-binair persoon naar aanleiding van problemen in Transnistrië is gevlucht. Hieruit is niet af te leiden dat eiseres in Moldavië zodanige problemen zal ervaren dat het voor haar onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren.
8. Voor zover eiseres vreest bij terugkeer naar Moldavië opnieuw te maken te krijgen met beledigingen en bedreigingen, geldt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het niet aannemelijk is dat het voor eiseres onmogelijk of bij voorbaat zinloos is om zich tot de autoriteiten te wenden. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat uit de verklaringen van eiseres niet volgt dat zij alle rechtsmiddelen in het land van herkomst heeft ingezet om bescherming te verkrijgen. Van eiseres mag worden verwacht dat zij al het mogelijke in het werk stelt om haar problemen in het land van herkomst op te lossen door bescherming in te roepen van de autoriteiten, alvorens zich te wenden tot de autoriteiten van een ander land met het verzoek om internationale bescherming.
9. Gelet op het voorgaande bestaan er onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen
dat in het geval van eiseres aannemelijk moet worden geacht dat zij bij terugkeer naar Moldavië heeft te vrezen voor discriminatie in de zin van het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM vanwege haar geaardheid.
10. De asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève 28 juli 1951.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.