ECLI:NL:RBDHA:2023:20075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
NL23.26579
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander uit Oekraïne

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar tijdelijke bescherming is beëindigd. Eiseres, een derdelander uit Oekraïne, had eerder tijdelijke bescherming gekregen op basis van de Richtlijn 2001/55/EG. De staatssecretaris had op 2 september 2023 medegedeeld dat haar recht op tijdelijke bescherming zou eindigen op 4 september 2023 en dat zij Nederland binnen vier weken moest verlaten. Eiseres heeft hiertegen beroep aangetekend, waarbij zij aanvoert dat zij geen derdelander is omdat zij gehuwd is met een Oekraïense man en eerder in Oekraïne heeft gewoond. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris gemotiveerd heeft aangegeven dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming, omdat haar echtgenoot geen tijdelijke bescherming heeft en in Oekraïne verblijft. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is, zowel tegen het besluit tot beëindiging van de tijdelijke bescherming als tegen de intrekking van het terugkeerbesluit. De rechtbank wijst erop dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming te beëindigen. Eiseres heeft recht op opvang tijdens haar asielprocedure en kan een aanvraag voor een verblijfsvergunning indienen. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.26579

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 2 september 2023, waarbij verweerder aan eiseres heeft medegedeeld dat haar recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023 (het bestreden besluit 1). Daarnaast heeft verweerder eiseres opgedragen om Nederland binnen een termijn van vier weken te verlaten en terug te keren naar Nigeria (het terugkeerbesluit)
1.1.
Verweerder heeft op 2 november 2023 een verweerschrift ingediend, waarin is aangegeven dat hij het bij bestreden besluit 1 aan eiseres opgelegde terugkeerbesluit intrekt.
1.2.
De rechtbank acht het beroep van eiseres ingevolge artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht tegen het intrekkingsbesluit van 2 november 2023 (bestreden besluit 2).
1.3.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (zaaknummer NL23.26580) op 21 november 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de bestreden besluiten 1 en 2 aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
Op grond van artikel 6:10 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van het beroep van eiseres achterwege. Hoewel namens eiseres op 1 september 2023 beroep is ingesteld tegen het bestreden besluit van 2 september 2023, blijkt uit het digitale dossier dat het bestreden besluit eerder tot stand is gekomen. In het dossier bevindt zich namelijk een kopie van het bestreden besluit, gedateerd op 1 september 2023, wat door verweerder als ‘retourpost’ is toegevoegd. Verweerder heeft het verzoek van eiseres om toepassing van voornoemd artikel verder niet betwist.
Het beroep tegen bestreden besluit 1
3. Door de intrekking van het terugkeerbesluit bij het bestreden besluit 2 maakt dit geen onderdeel meer uit van het bestreden besluit 1. De rechtbank overweegt over de beroepsgronden gericht tegen de beëindiging van de tijdelijke bescherming in bestreden besluit 1 als volgt.
Toepassingsbereik van de Richtlijn
4.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij geen derdelander is, omdat zij op 20 april 2023 gehuwd is met een Oekraïense man en eerder in Oekraïne met hem samenwoonde. Ter onderbouwing heeft eiseres persoonlijke verklaringen van haarzelf en van haar echtgenoot overgelegd, een kopie van de huwelijksakte met een vertaling, een kopie van het paspoort van haar echtgenoot en nader bewijs van samenwoning in Oekraïne (bankverklaringen en energierekeningen). Volgens eiseres is verweerder hier ongemotiveerd aan voorbijgegaan.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit (p. 2-3) gemotiveerd is ingegaan op deze door eiseres aangevoerde omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aan de voorwaarden voldoet van de aangewezen doelgroep van de Richtlijn, omdat de echtgenoot van eiseres geen tijdelijke bescherming heeft maar in Oekraïne verblijft. Dit volgt uit artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Uitvoeringsbesluit: tot de aangewezen doelgroep behoren gezinsleden van Oekraïense onderdanen die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven en die sindsdien ontheemd zijn geraakt. Dit betekent dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat aan eiseres overeenkomstig de facultatieve bepaling tijdelijke bescherming is geboden. De stellingen van eiseres dat zij familieleven in Oekraïne heeft, dat zij niet voornemens is om zich hier een lange tijd te vestigen, dan wel de verklaring van eiseres dat haar echtgenoot Oekraïne niet kan verlaten vanwege de dienstplicht maar dat hij na de oorlog naar Nederland kan komen, laten het voorgaande onverlet. Tot slot laat de stelling van eiseres ter zitting dat verweerder miskent dat zij kan terugkeren naar Nigeria onverlet dat het terugkeerbesluit is ingetrokken, omdat de asielaanvraag van eiseres aanhangig is en zij de behandeling hiervan in Nederland mag afwachten. Het betoog slaagt daarom niet.
Bevoegdheid van verweerder en het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel
5.1.
Bij uitspraak van 30 oktober 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat verweerder bevoegd is de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als de facultatieve groep, waaronder eiseres valt, te beëindigen. Ook is in die uitspraak geoordeeld dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. [3]
5.2.
De rechtbank stelt vast dat een deel van de beroepsgronden van eiseres eveneens betrekking hebben op de bevoegdheid van verweerder, het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Deze beroepsgronden slagen niet. De rechtbank ziet in wat eiseres naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om anders te oordelen dan in de bovengenoemde uitspraak van 30 oktober 2023 en maakt de dragende overwegingen in die uitspraak tot de hare. De verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond (ECLI:NL:RBDHA:2023:12916), en de door eiseres overgelegde annotatie van
mr. dr. C.A.F.M. Grütters bij de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam van 9 augustus 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:11897) leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. [4] De rechtbank volgt in de zaak van eiseres de lijn die deze rechtbank en zittingsplaats in haar uitspraak van 30 oktober 2023 heeft uitgezet, waarin een andere lezing van het TB-arrest, de Richtlijn en het Uitvoeringsbesluit is gemotiveerd. [5] Eiseres heeft haar stellingen dat verweerder haar tijdelijke bescherming met terugwerkende kracht heeft gewijzigd en dat sprake was van een ondubbelzinnige toezegging dat zij in Nederland kon verblijven zolang de oorlog in Oekraïne woedt, niet aannemelijk gemaakt. Het beroep op het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel faalt om die reden.
Evenredigheidsbeginsel
6.1.
Eiseres heeft betoogd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen toepassing meer geeft aan de facultatieve bepaling en dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Eiseres heeft gesteld dat zij hier is gevestigd, dat zij een woning en werk heeft en vrienden en kennissen heeft opgebouwd. Terugkeer naar Nigeria is voor haar een verlies aan toekomstperspectief.
6.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In dit verband heeft verweerder er terecht op gewezen dat het doel van de Richtlijn is om te voorkomen dat de werking van het asielstelsel ontwricht raakt door een massale toestroom van ontheemden. De geboden bescherming is per definitie tijdelijk en moet uitmonden in terugkeer naar het land van herkomst of Oekraïne, ofwel een verblijfsprocedure in Nederland. Verweerder heeft, onder verwijzing naar de Kamerbrief van 18 juli 2022, aan de beëindiging van de facultatief geboden tijdelijke bescherming in het algemeen ten grondslag mogen leggen dat door derdelanders misbruik werd gemaakt van de tijdelijke bescherming en dat sprake is van bredere opvangproblematiek in Nederland. [6] Door de beëindiging van de facultatief geboden tijdelijke bescherming zal de druk op de schaarse opvangcapaciteit verminderen. [7] De beëindiging legt mogelijk druk op de asielketen, maar het ligt evenzeer voor de hand om te veronderstellen dat menig derdelander wil terugkeren naar hun land van herkomst. [8] De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat het bestreden besluit geschikt en noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken.
6.3.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de beëindiging niet onevenredig is in verhouding tot het uiteindelijke hierboven weergegeven doel. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar belangen niet nader heeft geconcretiseerd of heeft onderbouwd waarom de inbreuk onevenredig zou zijn. De omstandigheid dat eiseres niet langer aanspraak kan maken op bepaalde voordelen die zijn verbonden aan tijdelijke bescherming, is inherent aan het besluit van verweerder om de facultatieve bepaling niet langer te implementeren, waardoor eiseres niet langer onder de Richtlijn valt. Bovendien krijgt eiseres gedurende haar asielprocedure opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers en is het haar daarbij toegestaan om te werken. Daarnaast kan eiseres indien zij voor een ander doel in Nederland verblijf beoogt, zoals voor werk of privéleven, een daartoe strekkende aanvraag voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning regulier indienen. Naar het oordeel van de rechtbank is de beëindiging van de tijdelijke bescherming van eiseres daarom niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Artikel 24 Kwalificatierichtlijn
7.1.
Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder ambtshalve had moeten onderzoeken of zij in aanmerking komt voor een verblijfstitel, los van een asielstatus. In dit verband heeft eiseres gewezen op artikel 24 van de Kwalificatierichtlijn.
7.2.
Dit betoog faalt. Uit artikel 24 van de Kwalificatierichtlijn volgt dat een lidstaat verplicht is om zo spoedig mogelijk een verblijfstitel af te geven nadat de vluchtelingenstatus is erkend. Hieruit volgt niet dat op verweerder een onderzoeksplicht rust. Ook is in het geval van eiseres niet gebleken van een erkende vluchtelingenstatus. Uit artikel 3 van de Richtlijn volgt immers dat de tijdelijke bescherming niet vooruitloopt op de erkenning van de vluchtelingenstatus.
8. De rechtbank ziet in wat door eiseres overigens naar voren is gebracht evenmin grond voor het oordeel dat verweerder geen gebruik kon maken van de bevoegdheid de tijdelijke bescherming van eiseres op 4 september 2023 te beëindigen. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is daarom ongegrond.

Het beroep tegen bestreden besluit 2

9. Ook dit beroep acht de rechtbank ongegrond. Eiseres heeft tegen de intrekking van het terugkeerbesluit geen beroepsgronden naar voren gebracht. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bij het bestreden besluit 1 genomen terugkeerbesluit terecht heeft ingetrokken, omdat eiseres vanwege haar ingediende asielaanvraag waarop ten tijde van het nemen van het bestreden besluit 1 nog niet was beslist, rechtmatig verblijf heeft.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep tegen de bestreden besluiten 1 en 2 is ongegrond.
11. Uit de voorgaande overwegingen blijkt dat verweerder heeft erkend dat hij in het bestreden besluit 1 aan eiseres ten onrechte een terugkeerbesluit had opgelegd. Omdat eiseres hiertegen in beroep terecht is opgekomen, dient verweerder de proceskosten van eiseres te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het besluit proceskosten bestuursrecht vast op €1.674,00, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen , rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
4.Vindplaats van de annotatie is onbekend.
5.TB-arrest: het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 december 2019 in de zaak C-519/18, ECLI:EU:2019:1070.
7.Vgl. de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 1 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16410, r.o. 17.3.
8.Vgl. de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 1 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13035, r.o. 10.1.