In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar tijdelijke bescherming is beëindigd. Eiseres, een derdelander uit Oekraïne, had eerder tijdelijke bescherming gekregen op basis van de Richtlijn 2001/55/EG. De staatssecretaris had op 2 september 2023 medegedeeld dat haar recht op tijdelijke bescherming zou eindigen op 4 september 2023 en dat zij Nederland binnen vier weken moest verlaten. Eiseres heeft hiertegen beroep aangetekend, waarbij zij aanvoert dat zij geen derdelander is omdat zij gehuwd is met een Oekraïense man en eerder in Oekraïne heeft gewoond. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris gemotiveerd heeft aangegeven dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming, omdat haar echtgenoot geen tijdelijke bescherming heeft en in Oekraïne verblijft. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is, zowel tegen het besluit tot beëindiging van de tijdelijke bescherming als tegen de intrekking van het terugkeerbesluit. De rechtbank wijst erop dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming te beëindigen. Eiseres heeft recht op opvang tijdens haar asielprocedure en kan een aanvraag voor een verblijfsvergunning indienen. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van eiseres.