10.1.Artikel 4, tweede lid, van de Kwalificatierichtlijn luidt:
“De in lid 1 bedoelde elementen bestaan in de verklaringen van de verzoeker en alle documentatie in het bezit van de verzoeker over zijn leeftijd, achtergrond, ook die van relevante familieleden, identiteit, nationaliteit(en), land(en) en plaats(en) van eerder verblijf, eerdere verzoeken, reisroutes, reisdocumenten en de redenen waarom hij een verzoek om internationale bescherming indient.”
11. In het arrest M.M. tegen Ierlandheeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de samenwerkingsverplichting concreet inhoudt dat, wanneer de door de verzoeker om internationale bescherming aangevoerde elementen om welke reden dan ook niet volledig, actueel of relevant zijn, de betrokken lidstaat (in casu verweerder) in de onderzoeksfase van de procedure actief met de verzoeker moet samenwerken om alle elementen te verzamelen die het verzoek kunnen staven. Het begrip “elementen” als bedoeld in dat arrest, moet daarbij niet worden verward met de door verweerder in de besluitvorming gehanteerde relevante elementen van het asielrelaas. Het begrip “elementen” als bedoeld in het arrest M.M. slaat terug op het bepaalde in artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn en heeft daarmee dus (ook) betrekking op alle verklaringen die de vreemdeling in het kader van zijn asielrelaas aflegt.
12. In de zaak van eiser heeft verweerder terecht geconstateerd dat eiser summier heeft verklaard over de (oorzaak van de) dood van zijn vader. Eiser heeft in dat verband echter aangegeven dat zijn moeder terughoudend was en dat hijzelf in shock verkeerde.
Het had, gelet op de hiervoor uitgewerkte samenwerkingsverplichting, op de weg van verweerder gelegen om tegen die achtergrond verdere vragen te stellen waarmee de verklaringen van eiser dan wellicht alsnog zouden kunnen worden onderbouwd. In het nader gehoor heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank ook aanknopingspunten gegeven waarop verder had kunnen, en moeten, worden doorgevraagd om de geloofwaardigheid van de dood van eisers vader te kunnen verifiëren. In dat verband is in beroep en ter zitting van de zijde van eiser er terecht op gewezen dat verweerder bijvoorbeeld niet heeft doorgevraagd op de gevolgen van het overlijden van zijn vader voor zijn dagelijks leven in Oekraïne. Ook is door verweerder niet doorgevraagd op de rouwperiode waarover eiser heeft verklaard. In zoverre heeft het gehoor niet voldoende zorgvuldig plaatsgevonden en ligt in de rede dat hierover nog een nader gehoor plaatsvindt.
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de op hem rustende samenwerkingsplicht en is sprake van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De beroepsgrond slaagt.
Eerder bescherming moeten aanvragen?
14. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het gegeven dat eiser niet reeds in Oekraïne een asielverzoek had ingediend, aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen afdoet. In dat verband is er door eiser immers op gewezen dat hij aanvankelijk in Oekraïne studeerde en vervolgens daar (illegaal) bleef werken. Verder heeft hij hierover verklaard dat hij in Oekraïne geen asiel kon aanvragen omdat mensen van zijn huidskleur daar slecht behandeld worden; ze worden gevangengehouden en ze verdwijnen soms als de autoriteiten er achter komen dat mensen geen papieren hebben. Eiser heeft daarbij verklaard dat hij niet naar de autoriteiten durfde
te stappen om bescherming te vragen. Verweerder heeft hierover in het bestreden besluit enkel opgemerkt dat die omstandigheden niet als een afdoende verklaring worden gezien om meer dan 7 jaar te wachten met een verzoek tot internationale bescherming. Waarom verweerder dit vindt, wordt echter niet door hem onderbouwd. Verweerder heeft deze verklaringen van eiser dan ook onvoldoende bij zijn besluitvorming betrokken, zodat het bestreden besluit ook in zoverre onvoldoende is gemotiveerd en de hiertegen gerichte beroepsgrond eveneens slaagt.
De veiligheidssituatie in Congo
15. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat verweerder in zijn beleid voor bepaalde gebieden in Congo heeft aangenomen dat de situatie daar zo uitzonderlijk slecht is dat voor elke vreemdeling, ongeacht de individuele omstandigheden, bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade bestaat.De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat eiser afkomstig is uit Kinshasa. Kinshasa valt niet onder de gebieden waarvoor verweerder dergelijk beleid hanteert. De rechtbank ziet ook anderszins, bijvoorbeeld bij raadpleging van recente rapportage van de UNHCR,geen aanleiding om ook Kinshasa aan te merken als dusdanig onveilig dat iedere vreemdeling bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade zou lopen, zodat in zoverre verweerder terecht heeft aangenomen dat de identiteit, nationaliteit en herkomst
an sichniet tot een asielstatus kunnen leiden.