ECLI:NL:RBDHA:2023:20109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
C/09/657363 / JE RK 23-2311
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in een onveilige opvoedsituatie

Op 5 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Haaglanden betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam01] en [naam02]. De kinderen zijn geboren in respectievelijk 2011 en 2016 en bevinden zich in een onveilige opvoedsituatie. De kinderrechter heeft op 24 november 2023 en 27 november 2023 al voorlopige maatregelen getroffen, waarbij de kinderen tijdelijk onder toezicht zijn gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De Raad heeft ernstige zorgen geuit over de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen, die blootgesteld worden aan spanning en stress door de conflicten tussen de ouders. De moeder heeft psychische problemen en heeft gedreigd met suïcide, wat de situatie verder verergert. De vader heeft momenteel geen eigen woonplek, waardoor een terugplaatsing bij hem niet mogelijk is. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2023 zijn de zorgen van de Raad en de gecertificeerde instelling bevestigd. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De kinderen zullen voorlopig bij de grootouders vaderszijde verblijven, terwijl hulpverlening wordt ingezet om de ouders te ondersteunen in hun opvoedcapaciteiten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het indienen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/657363 / JE RK 23-2311
Datum uitspraak: 5 december 2023
Beschikking van de kinderrechter tot een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2011 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] ,
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 2016 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam02] ,
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam03],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A.M.D. Naarden te Den Haag,
[naam04],
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S. Kievit te Breda.
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Op 24 november 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank mondeling (buiten kantooruren) [naam01] en [naam02] voorlopig onder toezicht gesteld van 24 november 2023 tot 27 november 2023 en is een machtiging verleend om hen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
Vervolgens zijn [naam01] en [naam02] bij beschikking van 27 november 2023 voorlopig onder toezicht gesteld van 27 november 2023 tot 7 december 2023 en is een machtiging verleend om hen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootouders vaderszijde, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Het verzoek is aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.3.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de voornoemde beschikking van 27 november 2023 en de daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht van de vader van 4 december 2023.
1.4.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam05] namens de Raad;
  • [naam06] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam07] , de grootvader vaderszijde, als toehoorder.
1.5.
De kinderrechter heeft [naam01] de mogelijkheid geboden zijn mening schriftelijk of mondeling te geven. [naam01] heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

Voor de feiten verwijst de kinderechter naar de beschikking van 27 november 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] voor de duur van drie maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er bestaan ernstige zorgen over de ontwikkeling en de veiligheid van de kinderen. De kinderen groeien op in een opvoedsituatie waarin zij worden blootgesteld aan spanning en stress. De afgelopen periode maakten de ouders veel ruzie in het bijzijn van de kinderen. De vader heeft onlangs aangeven de relatie met de moeder te willen verbreken. Er zijn zorgen over de psychische gesteldheid en de beschikbaarheid van de moeder. De moeder heeft meermaals gedreigd met suïcide. [naam01] is bij zeker twee incidenten getuige geweest. De kinderen maken zich zorgen om de moeder en komen niet aan leren toe. Het huis is bovendien vervuild omdat beide ouders de opvoedtaken en het huishouden op dit moment niet aan kunnen. Aangezien de inzet van het vrijwillig kader de afgelopen weken niet voor verbetering in de situatie heeft gezorgd, is het volgens de Raad nodig dat hulpverlening in het gedwongen kader van start gaat. Op dit moment kan de veiligheid van de kinderen in de opvoedsituatie van de moeder onvoldoende gewaarborgd worden. De vader beschikt op dit moment niet over een eigen woonplek, waardoor een plaatsing van de kinderen bij de vader is niet mogelijk is. Het is daarnaast onduidelijk of de vader de mogelijkheden en capaciteiten heeft om de volledige zorg van de kinderen te kunnen dragen. De komende periode is het noodzakelijk dat een jeugdbeschermer toezicht houdt op de ontwikkeling van de kinderen. Indien er meer zicht is verkregen op de beschikbaarheid van de moeder en opvoedcapaciteiten van beide ouders, moet er worden onderzocht of een terugplaatsing mogelijk is.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen van de Raad. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting aangegeven dat het naar omstandigheden redelijk goed gaat met de kinderen sinds de plaatsing bij de grootouders vaderszijde. De komende periode zal de gecertificeerde instelling – in samenspraak met de vader en de moeder – onderzoeken naar wat er nodig is voor een veilige terugplaatsing van de kinderen bij de moeder, dan wel bij beide ouders. Daarnaast zal zo snel mogelijk een omgangsmoment tussen de kinderen en de moeder worden gepland. De gecertificeerde benadrukt verder dat het belangrijk is dat de kinderen bij elkaar worden gehouden.
4.2.
Namens en door de moeder is naar voren gebracht dat zij geen verweer voert tegen de voorlopige ondertoezichtstelling. Zij voert wel verweer tegen de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder mist de kinderen ontzettend. Hoewel zij inziet dat de kinderen goed verzorgd worden bij de grootouders vaderszijde, staat zij niet achter deze plaatsing. De moeder heeft aanvullend aangegeven dat zij de kinderen al bijna twee weken niet heeft gesproken en dat dit haar veel verdriet doet. De vader heeft de kinderen wel dagelijks kunnen zien en spreken. Zij voelt zich als ouder buitenspel gezet. Zij erkent dat er problemen zijn geweest en ontvangt hulpverlening van de GGZ. De advocaat van de moeder brengt naar voren dat er geen hulpverlening in het voortraject is ingezet. De moeder is bereid om aan alle hulpverlening mee te werken en het belang van de kinderen voorop te stellen. Zij staat eventueel ook open voor een gezinsopname in een moeder-kindhuis. Verder brengt zij naar voren dat de kinderen weer terug kunnen worden geplaatst omdat de thuissituatie - met de inzet van de hulpverlening - veilig genoeg is. De moeder verzoekt primair om afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing. Subsidiair verzoekt de moeder om de machtiging voor een kortere mogelijke duur toe te wijzen.
4.3.
Namens en door de vader is ingestemd met het verzoek. De vader brengt naar voren dat de kinderen goed worden verzorgd bij de grootouders. Er is geen sprake van rust en stabiliteit in de opvoedsituatie bij de ouders. [naam01] maakt zich erge zorgen over de moeder. Daarnaast heeft hij de afgelopen periode de zorg voor [naam02] op zich genomen. Op dit moment kan er geen 24/7 hulpverlening worden geboden aan het gezin.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam01] en [naam02] weg te nemen.
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter het volgende. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Deze zorgen zijn gelegen in de instabiele opvoedsituatie van de kinderen en de psychische gesteldheid van de moeder. De afgelopen periode zijn de zorgen rondom de moeder toegenomen. Hoewel beide ouders liefdevol zijn en hun uiterste best doen in het belang van de kinderen, zijn zij op dit moment beiden niet in staat een stabiele en betrouwbare opvoeder voor de kinderen te zijn. Beide ouders moeten aan de slag met de hulpverlening, zodat zij de zorg en opvoeding van de kinderen weer kunnen gaan dragen. De kinderrechter acht daarbij de inzet van hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Frequent en substantieel contact tussen de ouders en de kinderen is, mede gelet op de hechtingsrelatie, belangrijk. Het is zeer zorgelijk dat de moeder sinds de plaatsing van de kinderen bij de grootouders vaderszijde geen contact heeft gehad met haar kinderen. De kinderrechter geeft de gecertificeerde instelling de opdracht om het contact tussen de kinderen en de moeder direct te herstellen. De Raad zal de komende periode in alle rust onderzoek moeten doen om zicht te krijgen op de (thuis)situatie van de kinderen. De kinderrechter zal daarom het verzoek tot de voorlopige ondertoezichtstelling toewijzen.
5.3.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] noodzakelijk is (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Het is van belang dat de kinderen in een veilige en stabiele omgeving verblijven, zodat zij toe komen aan hun eigen ontwikkeling. Gelet op de zorgen in de thuissituatie van de moeder en het feit dat de vader op dit moment geen woonplek heeft, is de kinderrechter er niet van overtuigd dat de moeder of de vader de kinderen op dit moment die opvoedsituatie kan bieden. In het belang van de kinderen acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de kinderen voorlopig bij de grootouders vaderszijde blijven, terwijl de juiste hulp wordt ingezet om ervoor te zorgen dat de ouders de opvoeding en verzorging zelf weer op zich kunnen nemen. Het verzoek tot de machtiging uithuisplaatsing wordt daarom toegewezen verzocht. Voor toewijzing van een kortere termijn, zoals namens de moeder is verzocht, ziet de kinderrechter onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding.
5.4.
Daarom zal als volgt worden beslist.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [naam01] en [naam02] voorlopig onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 7 december 2023 tot 24 februari 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootouders vaderszijde, met ingang van 7 december 2023 tot 24 februari 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023 door mr. S. van der Harg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier, en op schrift gesteld op 18 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.