5.3.Ook mag de minister niet strikt vasthouden aan de minimumperiode van een jaar als zich bijzondere omstandigheden voordoen’.De rechtbank leidt uit de in overweging 4.3. van de uitspraak van 22 februari 2023genoemde omstandigheden af dat er voor een persoon die behoort tot een van de twee doelgroepen maar die niet gedurende de minimumperiode structureel substantiële werkzaamheden heeft verricht een verplichting tot evacuatie kan bestaan. Dat is het geval als gezegd kan worden dat die persoon door de aard van de werkzaamheden (high profile) in een kortere periode zodanig in een voor het publiek zichtbare functie is geweest dat consistente toepassing van dit vereiste meebrengt dat zijn situatie vergelijkbaar is met een persoon die daarin ten minste een jaar heeft gewerkt.
6. De rechtbank zal wat in beroep is aangevoerd beoordelen aan de hand van het hiervoor onder 5. weergegeven kader. Daarbij wijst de rechtbank er op dat uit het gestelde onder 5.1. volgt dat de mate van gevaar die een aanvrager stelt te lopen niet kan worden meegewogen.
7. Eiser stelt dat hij tijdens de evacuatiefase een oproep voor evacuatie heeft ontvangen. Op zitting heeft verweerder toegelicht dat eiser niet door Nederland is opgeroepen. Verweerder is ook niet gebonden aan toezeggingen en/of oproepen van anderen. Volgens de rechtbank is niet gebleken dat eiser door Nederland is opgeroepen voor evacuatie.
8. Subsidiair stelt eiser dat hij onder de tweede bijzondere groep uit de Kamerbrief valt. Eiser heeft niet aangetoond dat hij ten minste één jaar structureel werkzaamheden heeft verricht voor een Nederlandse functionaris van EUPOL. Hij heeft namelijk niet specifiek voor een Nederlandse functionaris van EUPOL gewerkt. Als ingenieur werkte hij ten behoeve van alle medewerkers van EUPOL. Dat zijn werk ook ten goede is gekomen aan Nederlanders die bij EUPOL hebben gewerkt, is niet voldoende. Verweerder heeft ter zitting nader toegelicht dat de speciale voorziening is bedoeld voor mensen die bepaalde werkzaamheden verrichtten specifiek voor een bepaalde Nederlandse functionaris, zoals tolken en genderspecialisten. Ingenieurs vallen hier niet onder. Er was daarom geen sprake van een samenwerking met een Nederlandse functionaris van EUPOL zoals is bedoeld in de Kamerbrief. Eiser heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat in de Kamerbrief met betrekking tot de werkzaamheden voor defensie geen onderscheid wordt gemaakt tussen de functies en dat dit voor EUPOL anders is. Verweerder heeft aangegeven dat de missie van defensie een militaire en een Nederlandse missie was. EUPOL was een missie van de Europese Unie. Met verweerder is de rechtbank van oordeel, gelet op de formulering in de Kamerbrief, dat moet worden gekeken naar het verrichten van werkzaamheden specifiek voor een Nederlandse functionaris van EUPOL. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het beleid dan ook niet inconsistent toegepast.
9. Ook werkte eiser niet in een zichtbare, publieke functie. Uit de Kamerbrief volgt dat (fixers van) journalisten en mensenrechtenverdedigers personen zijn die in een zichtbare, publieke functie hebben gewerkt. Het betoog van eiser dat de voorwaarde niet evenredig is, omdat geen van de medewerkers van EUPOL dat in het geheim kon zijn en het geen geschikt en noodzakelijk middel is om de kring van EUPOL medewerkers die gevaar lopen af te bakenen, slaagt niet. Het gaat er niet om dat bekend was of bekend kon zijn dat iemand voor Defensie of EUPOL werkte. Onvoldoende is dat personen konden zien dat iemand bijvoorbeeld een bepaald gebouw binnenging, of dat bezoekers of werknemers eiser aan het werk hebben kunnen zien. De verklaringen van medewerkers van EUPOL over de werkzaamheden van eiser maken dat niet anders.
10. Ten aanzien van de stelling van eiser dat de Kamerbrief een vaste gedragslijn is en
dat niet kan worden volstaan met de toets of verweerder in overeenstemming met de Kamerbrief heeft gehandeld, maar de rechtbank de aanvaardbaarheid van het beleid, en in het bijzonder de gehanteerde criteria in dit individuele geval moet vaststellen, overweegt de rechtbank nogmaals dat het hier gaat om buitenwettelijk begunstigend beleid en dat het kabinet daarbij veel beleidsruimte heeft. Het beleid is begunstigend en de vereisten stellen grenzen aan de groepen op wie die begunstiging van toepassing is. Aan personen die buiten dit beleid vallen, wordt niets onthouden waar zij anders wel recht op zouden hebben.
11. Voor zover eiser stelt te vallen onder de categorie van het Raadsbesluit om specifieke Afghanen naar Europa over te brengen heeft verweerder dit gezien het beoordelingskader niet hoeven meewegen. De rechtbank volgt verweerder dan ook in het standpunt dat het voor de lidstaten niet mogelijk is zelf mensen voor te dragen voor de door EDEO opgestelde lijst en dat het Raadbesluit niet verplicht tot meer of ander handelen. Daarnaast is de rechtbank met verweerder van oordeel dat uit het besluit van de Raad geenszins een verplichting volgt voor een specifieke lidstaat om voor een bepaalde persoon in samenwerking met EDEO overbrenging te bewerkstelligen. Anders dan eiser betoogt, is er bij de beoordeling van een aanvraag om overbrenging geen ruimte voor verdergaande toetsing op de door de aanvrager aangevoerde bijzondere individuele omstandigheden.
12. De rechtbank is van oordeel dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden, omdat verweerder op basis van alle beschikbare informatie die hij ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit, tot het oordeel heeft kunnen komen dat eiser niet voldoet aan de criteria. Op de zitting zijn geen nieuwe dingen naar voren gekomen die dit anders maken.
13. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bestreden besluit zorgvuldig heeft voorbereid, en voldoende heeft gemotiveerd waarom eiser en zijn gezinsleden niet in aanmerking komen voor overbrenging naar Nederland.