ECLI:NL:RBDHA:2023:20118

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
23/1598
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming scholieren op basis van Wtos

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2023, zaaknummer 23/1598, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, die een voltijdopleiding volgt aan de British School of the Netherlands (BSN). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming scholieren, welke door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht is, omdat de opleiding van eiseres niet valt onder de categorieën die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming volgens artikel 2.9 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos).

Eiseres betoogt dat haar opleiding gelijkgesteld zou moeten worden aan de opleidingen die wel in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Ze verwijst naar het Internationale Baccalaureaat, dat gelijkgesteld is met het Nederlandse VWO, en stelt dat de curriculum van haar school vergelijkbaar is met dat van andere scholen die wel in aanmerking komen. De rechtbank stelt echter vast dat de [schoolinstituut] waar eiseres onderwijs heeft gevolgd, niet voldoet aan de voorwaarden voor een tegemoetkoming.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De door eiseres aangevoerde argumenten zijn onvoldoende om te twijfelen aan de kwalificaties van de scholen die wel een tegemoetkoming ontvangen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1598

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: D.B. van der Kooi),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. P.E. Merema)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag tegemoetkoming scholieren van eiseres.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 november 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres volgt een voltijdopleiding aan de [schoolinstituut] ([schoolinstituut]) in [plaats]. Voor deze opleiding heeft zij een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming scholieren. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de opleiding van eiseres niet valt onder een van de categorieën opleidingen die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. [1]
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres stelt dat haar opleiding gelijkgesteld zou moeten worden aan de opleidingen die wel in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Uit de Wtos blijkt dat het Internationale Baccalaureaat gelijkgesteld is met het Nederlandse VWO. En een aantal internationale scholen komen wel in aanmerking voor een tegemoetkoming. Dit terwijl het curriculum van de [schoolinstituut] sterk vergelijkbaar is met het Internationale Baccalaureaat. Het is ook een erkende schoolvorm, ouders van leerlingen worden immers niet vervolgd door de leerplichtambtenaren. Alleen het argument dat de school niet door de Nederlandse overheid gefinancierd is, is naar het de mening van eiseres onvoldoende. Er zijn meerdere scholen die ook niet of maar deels door de Nederlandse overheid worden gefinancierd waarvan de leerlingen toch in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Het gaat dan bijvoorbeeld om de Europese School in Bergen en de Nieuwe School in Amsterdam. Deze ongelijke behandeling kan volgens eiseres niet. Daarbij komt dat eiseres geen andere keuze had dan het bezoeken van de [schoolinstituut]. Zij is opgegroeid in Bahrein en heeft tot haar 15de uitsluitend het Britse curriculum gevolgd. Thuis werd geen Nederlands gesproken. Toen zij in Nederland kwam was het dan ook niet mogelijk om op een Nederlandse VWO school in te stromen. Zij kon ook niet naar een andere internationale school. Op de internationale scholen die wel onder de regeling vielen was geen plaats.
Als laatste merkt eiseres nog op dat door verweerder telefonisch aan haar ouders is bevestigd dat zij een andere vergelijkbare school kon kiezen die niet op de lijst stond. Ook voor deze school zou eiseres dan in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de [schoolinstituut] waar eiseres onderwijs heeft gevolgd, geen onderwijsinstelling is die recht geeft op een tegemoetkoming voor scholieren op grond van de Wtos. De [schoolinstituut] valt niet onder één van de in artikel 2.9 van de Wtos bedoelde categorieën. Eiseres voldoet dus niet aan de voorwaarden voor een tegemoetkoming voor scholieren op grond van de Wtos.
4.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Voor een in dit kader geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel is vereist dat aan een scholier in eenzelfde positie, dus bijvoorbeeld op dezelfde school of een andere school die niet onder artikel 2.9 van de Wtos valt, wel een tegemoetkoming is toegekend. Dit is niet gebleken. De scholen die eiseres noemt voldoen wel aan de kwalificaties voor het verkrijgen van een tegemoetkoming op grond van de Wtos. Er is daarom geen sprake van gelijke gevallen. Wat eiseres heeft aangevoerd is onvoldoende om daaraan te twijfelen.
4.2.
Volgens eiseres hebben haar ouders een gesprek gehad met verweerder waarin is gezegd dat zij een soortgelijke instelling (vergelijkbaar met de instellingen die wel op de lijst staan) kon kiezen. DUO zou dan de status van eiseres opzoeken en vergelijken. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende om te kunnen spreken van een gerechtvaardigd vertrouwen. Het gaat om een telefoongesprek waarvan niet duidelijk is wanneer dit heeft plaatsgevonden, met wie is gesproken en wat is gezegd. Uit de samenvatting van eiseres kan ook niet worden opgemaakt dat er daadwerkelijk toezeggingen gedaan zouden zijn.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Daarom krijgt eiseres het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaard het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 2.9 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos).