ECLI:NL:RBDHA:2023:20120

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
23/3096
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de toekenning van het kindgebonden budget en de ALO-toeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de definitieve toekenning van het kindgebonden budget over het jaar 2018 beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. C.F.M. van den Ekart, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, dat op 14 februari 2020 het kindgebonden budget definitief vaststelde en de alleenstaande ouder toeslag (ALO-toeslag) niet toekende. De rechtbank heeft eerder op 23 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

De rechtbank concludeert dat de situatie van eiser niet wezenlijk anders is dan die in de uitspraak van de hoogste bestuursrechter op 15 februari 2023, waarin werd bepaald dat de vrouw van eiser als toeslagenpartner kon worden aangemerkt. Eiser heeft aangevoerd dat zijn vrouw pas vanaf 20 maart 2019 als toeslagenpartner moet worden beschouwd, omdat zij toen een verblijfsvergunning kreeg en op zijn adres werd ingeschreven. De rechtbank oordeelt echter dat het huwelijk van eiser, dat op 5 februari 2011 plaatsvond, betekent dat zijn vrouw als partner moet worden aangemerkt volgens de wetgeving.

De rechtbank stelt vast dat verweerder terecht heeft afgezien van het toekennen van de ALO-toeslag, omdat eiser niet heeft aangetoond dat zijn situatie wezenlijk anders is dan door de hoogste bestuursrechter is aangenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3096

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. C.F.M. van den Ekart),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [naam 1], [naam 2] & [naam 3]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de definitieve toekenning van het kindgebonden budget over het jaar 2018.
1.1.
Bij besluit van 14 februari 2020 heeft verweerder de toekenning over 2018 definitief vastgesteld. Met het bestreden besluit van 17 maart 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Met een besluit van 7 juni 2019 heeft verweerder het voorschot kindgebonden budget van eiser over het toeslagen jaar 2018 herzien naar een bedrag van € 607,- en het teveel betaalde teruggevorderd. Dit is gedaan omdat verweerder heeft geconstateerd dat eiser al op 5 februari 2011 met zijn vrouw getrouwd is. Zij moet daarom worden aangemerkt als zijn toeslagenpartner. [1] De tegemoetkoming voor alleenstaande ouders (de ALO-toeslag) is daarom komen te vervalen. Eisers bezwaar hiertegen is met het besluit van 23 december 2019 ongegrond verklaard. Eiser is tegen dit besluit in beroep gegaan bij de rechtbank Rotterdam (zaaknummer ROT 20/564).
2.1.
Met het besluit van 14 februari 2020 heeft verweerder het kindgebonden budget van eiser over het toeslagen jaar 2018 definitief vastgesteld op € 958,-. Hieruit volgt dat eiser ook volgens de definitieve vaststelling geen recht heeft op de ALO-toeslag. Eiser heeft de rechtbank Rotterdam verzocht om dit besluit mee te nemen in de beroepsprocedure.
De rechtbank Rotterdam heeft op 23 maart 2021 uitspraak gedaan. Het beroep tegen het besluit van 23 december 2019 is ongegrond verklaard. Het beroep tegen het besluit van 14 februari 2020 is niet-ontvankelijk verklaard omdat door eiser niet eerst bezwaar is gemaakt.
2.2.
Eiser heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De hoogste bestuursrechter heeft in de uitspraak van 15 februari 2023 - kort gezegd - bepaald dat verweerder de vrouw van eiser als toeslagen partner kon aanmerken en dat eiser daarom geen aanspraak heeft op de ALO-toeslag. Ook is bepaald dat het beroep tegen het besluit van 14 februari 2020 terecht niet ontvankelijk is verklaard. Tijdens de zitting is besproken dat het beroep op grond van artikel 6:19 lid 4 en lid 5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden had moeten worden naar verweerder om het als bezwaarschrift te behandelen. Verweerder heeft daarom op 17 maart 2023 alsnog een besluit op bezwaar tegen het besluit van 14 februari 2020 genomen. Het bezwaar is kennelijk ongegrond verklaard onder verwijzing naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser geeft aan dat het niet mogelijk is om af te wijken van artikel 3 jo. artikel 5a van de Awir. Naar zijn mening zou verweerder echter, in die gevallen dat een wettelijke regeling afwijking van die regel onmogelijk maakt en die regeling dermate rigide en disproportioneel is in haar uitwerking dat die als onrechtvaardig moet worden beschouwd, in schrijnende gevallen toch moeten kunnen afwijken van de regeling. Eiser stelt dat daar in zijn geval sprake van is. Zijn vrouw is onterecht als toeslagen partner aangemerkt waardoor eiser geen aanspraak kan maken op de alleenstaande ouder toeslag. [2] Hij is weliswaar in 2011 met zijn huidige vrouw getrouwd, maar zijn vrouw heeft pas op 20 maart 2019 een verblijfsvergunning gekregen en is ook pas op die datum ingeschreven op het adres van eiser. Volgens eiser kan zijn vrouw dan ook pas vanaf die datum als toeslagen partner worden beschouwd. Daarbij komt nog dat zijn vrouw geen aanspraak kon maken op toeslagen omdat zij geen verzekerde ouder in de zin van de Algemene kinderbijslagwet (AKW) was. Eiser was de enige kostwinner van het gezin. De toeslagen zouden dan ook alleen op zijn inkomen berekend moeten worden.
3.1.
Eiser voert verder nog aan dat het besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Verweerder had niet kunnen volstaan met een verwijzing naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 15 februari 2023. In die uitspraak is niet inhoudelijk ingegaan op het besluit van 14 februari 2020 maar alleen op het besluit van 7 juni 2019.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Op grond van artikel 2, zesde lid, van de Wkgb heeft de ouder die geen partner heeft, aanspraak op een verhoging van het kindgebonden budget. Op grond van artikel 5a van de Awr is een echtgenote een partner. Niet in geschil is dat eiser al op 5 februari 2011 met zijn vrouw is getrouwd. Waar het in deze zaak nog om gaat is de vraag of er in het geval van eiser reden is om af te wijken van de wettelijke bepaling.
4.1.
De hoogste bestuursrechter is in haar uitspraak van 15 februari 2023 al uitgebreid ingegaan op de specifieke situatie van eiser en op de vraag of er in het geval van eiser afgeweken moet worden van de wettelijke bepaling. Naar het oordeel van de hoogste bestuursrechter is dat niet het geval. De hoogste bestuursrechter heeft bepaald dat, gelet op artikel 16, vijfde en zesde lid, van de Awir, verweerder een voorschot kan herzien en dat dat kan leiden tot een terug te vorderen bedrag. Dat eiser in 2018, en mogelijk daarvoor, bij verweerder heeft gemeld dat hij getrouwd is, betekent niet dat verweerder de hoogte van het Kindgebonden budget voor 2018 later niet alsnog mocht herzien. Voor zover eiser betoogd dat hij recht heeft op de ALO-toeslag [3] omdat hij in de 2018 feitelijk een alleenstaand ouder was, slaagt dit betoog niet. Eiser heeft op zitting bij de hoogste bestuursrechter verklaard dat zijn echtgenote feitelijk het grootste gedeelte van de tijd bij hem was en voor de kinderen zorgde. Daarmee was hij feitelijk niet alleenstaand. Dit is door eiser op de zitting van deze rechtbank nog een keer bevestigd. Dat hij kostwinner was maakt de situatie niet bijzonder en leidt niet tot een ander oordeel. Als al sprake is van een onderscheid tussen gehuwde en ongehuwde partners had dit voor hem daarom geen gevolgen. Voor zover eiser een beroep heeft gedaan op het evenredigheidsbeginsel slaagt dit dan ook niet. Verweerder mocht de vrouw van eiser als zijn toeslagen partner aanmerken.
4.2.
Eiser heeft niet aangetoond dat zijn situatie wezenlijk anders is dan door de hoogste bestuursrechter is aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder het besluit van 17 maart 2023 dan ook motiveren met een verwijzing naar de uitspraak van 15 februari 2023. De rechtbank ziet dan ook niet in hoe het motiverings- of zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden. Verweerder heeft terecht afgezien van het toekennen van de ALO-toeslag.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 2, zesde lid, van de Wet kindgebonden budget (Wkgb), artikel 3, eerste lid, van (Awir) & artikel 5a, eerste lid, onder a, van de (Awr).
2.artikel 2, zesde lid, Wkgb.
3.Alleenstaande Ouder toeslag (ALO-toeslag).