ECLI:NL:RBDHA:2023:20132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
NL23.28927
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdig beslissen op visumaanvraag voor kort verblijf en veroordeling proceskosten

In deze zaak heeft verzoeker op 12 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen de afgifte van een visum voor kort verblijf, aangevraagd op 8 mei 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 26 september 2023 laten weten geen bezwaar meer te maken tegen de afgifte van het visum. Verzoeker heeft vervolgens zijn beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van de verweerder in de proceskosten.

De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verweerder niet tijdig heeft beslist en het beroep van verzoeker kennelijk gegrond is, komt de rechtbank verzoeker tegemoet.

In een bericht van 12 oktober 2023 heeft de verweerder aangeboden om de proceskosten van verzoeker te vergoeden voor een bedrag van € 418,50. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier verder op in te gaan. Daarnaast heeft de verweerder zich niet uitgelaten over het door verzoeker betaalde griffierecht. De rechtbank oordeelt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden, gezien de gegrondverklaring van het beroep.

De rechtbank heeft beslist dat de verweerder het griffierecht van € 184 aan verzoeker moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28927

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. O. Sarac),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 12 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen afgifte van een visum voor kort verblijf van 8 mei 2023.
Bij besluit van 26 september 2023 heeft verweerder laten weten niet langer bezwaar te maken tegen afgifte van het visum.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en tegelijk gevraagd om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoeker heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen. Het beroep is kennelijk gegrond.
3. In zijn bericht van 12 oktober 2023 heeft verweerder aangeboden de proceskosten van eiser voor een bedrag van € 418,50 te vergoeden. Er is voor de rechtbank geen aanleiding om zich alsnog uit te laten over de vergoeding van de proceskosten.
4. Verweerder heeft zich in zijn bericht van 12 oktober 2023 niet uitgelaten over het door eiser betaalde griffierecht. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 bepaalt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.