ECLI:NL:RBDHA:2023:20133

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
NL23.33084
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over proceskostenvergoeding en griffierecht in bestuursrechtelijke procedure inzake niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoeker op 18 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag van 1 juni 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor een derde persoon. De staatssecretaris heeft op 8 november 2023 de aanvraag ingewilligd, maar verzoeker heeft aangegeven het beroep alleen te willen intrekken indien de proceskosten en het betaalde griffierecht worden vergoed. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is de staatssecretaris geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is.

In een bericht van 29 november 2023 heeft de staatssecretaris aangegeven bereid te zijn de proceskosten van verzoeker te vergoeden voor een bedrag van € 418,50. De rechtbank ziet geen aanleiding om zich verder uit te laten over de proceskostenvergoeding. Daarnaast heeft de staatssecretaris zich niet uitgelaten over het door verzoeker betaalde griffierecht. Gezien de gegrondverklaring van het beroep, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier S.S. van der Velde, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33084

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. B.W.C. van Geet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 18 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag van 1 juni 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor [naam].
Bij besluit van 8 november 2023 heeft verweerder de aanvraag ingewilligd.
Verzoeker heeft desgevraagd verklaard het beroep alleen te willen intrekken indien verweerder de proceskosten en het betaalde griffierecht voldoet.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoeker heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen. Het beroep is kennelijk gegrond.
3. In zijn bericht van 29 november 2023 heeft verweerder aangegeven bereid te zijn de proceskosten van eiser voor een bedrag van € 418,50 te vergoeden. Er is voor de rechtbank geen aanleiding om zich alsnog uit te laten over de vergoeding van de proceskosten.
4. Verweerder heeft zich in zijn bericht van 29 november 2023 niet uitgelaten over het door eiser betaalde griffierecht. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 bepaalt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.