ECLI:NL:RBDHA:2023:20196
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en overdracht aan Duitsland onder de Dublinverordening
Op 20 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL23.36380 en NL23.36384, waarin eisers, van Mongolische nationaliteit, in beroep gingen tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had vastgesteld dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvragen, op basis van de Dublinverordening. De rechtbank concludeerde dat eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat de Duitse asielprocedure en opvangvoorzieningen systeemfouten bevatten die hen zouden schaden bij een overdracht aan Duitsland. De rechtbank wees de argumenten van eisers af, waaronder de claim dat de Duitse asielprocedure niet voldeed aan de vereisten van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat er geen effectieve rechtsmiddelen beschikbaar waren. De rechtbank benadrukte dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen, tenzij het tegendeel overtuigend kan worden aangetoond. De enkele omstandigheid dat de moeder van eiser zorg nodig heeft, werd niet als een bijzondere individuele omstandigheid beschouwd die een overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid zou maken. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af.