ECLI:NL:RBDHA:2023:20198
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoeken om voorlopige voorziening in asielzaken met betrekking tot Dublin-regelgeving
Op 20 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL23.36381 en NL23.36385, waarin verzoekers, van Mongolische nationaliteit, een voorlopige voorziening vroegen in verband met hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M.R. van der Pol, hadden tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, omdat deze de aanvragen niet in behandeling had genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielverzoeken.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak op dezelfde dag, met de zaaknummers NL23.36380 en NL23.36384, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op de beroepen van de verzoekers. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.