ECLI:NL:RBDHA:2023:20257
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft verzoekster op 25 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 22 september 2023 de aanvraag van verzoekster afgewezen. Na deze afwijzing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. De staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 418,50 en ook het griffierecht van verzoekster te vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris in een eerder bericht heeft toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoekster te betalen en het betaalde griffierecht te vergoeden.
De rechtbank heeft de staatssecretaris uiteindelijk veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50 en tot de vergoeding van het griffierecht van € 184,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.