In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 20 december 2023, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had op 27 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Na het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft eiseres op 29 september 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld. Vervolgens heeft zij op 25 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend, maar de rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door de staatssecretaris is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en neemt de overwegingen uit die uitspraak over.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend te maken, met de mogelijkheid tot nader onderzoek binnen een langere termijn. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 418,50, evenals het griffierecht van € 184,- dat aan eiseres moet worden vergoed.