5 Zie Vreemdelingencirculaire paragraaf C7/1.2.
10. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat eiser geen banden heeft met de Hirak Rif beweging en dat hij niet kan worden aangemerkt als een activist. De staatssecretaris wijst er bijvoorbeeld terecht op dat eiser in het nader gehoor heeft verklaard dat hij sinds het begin van de Hirak Rif beweging deelneemt aan demonstraties, maar dat hij niet kan vertellen wanneer de Hirak Rif beweging begon.6 Ook kan eiser geen antwoord geven op de vraag wat ‘politiek’ is. Eiser antwoordt in reactie op deze vraag enkel dat het deelnemen aan demonstraties is, maar kan dit verder niet uitleggen.7 Ook blijkt uit het nader gehoor dat eiser weinig kennis heeft van de Hirak Rif beweging. De staatssecretaris heeft kunnen overwegen dat eiser hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk banden heeft met de Hirak Rif beweging. Dat eiser tijdens de demonstraties aanwezig was als muzikant, heeft de staatssecretaris onvoldoende kunnen vinden om eiser aan te merken als Hirak Rif-activist. Eiser heeft niet onderbouwd waarom dit gezien moet worden als ‘activisme’ en heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij hierdoor is opgevallen bij de autoriteiten. Dat uit de uitspraak van de Afdeling van 11 januari 2023 volgt dat ook personen met een minder prominente rol aangemerkt kunnen worden als Hirak Rif-activist en gevaar kunnen lopen bij terugkeer naar Marokko, maakt het voorgaande niet anders. Dit laat immers onverlet dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij door het maken van muziek tijdens de demonstraties in de negatieve belangstelling van de Marokkaanse autoriteiten is komen te staan of als activist wordt aangemerkt en dat hij daarom gegronde vrees heeft bij terugkeer naar Marokko. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser dit onvoldoende heeft gedaan. De verwijzing van eiser naar de documenten van VWN treft geen doel, omdat deze documenten enkel gaan over activisten en ten aanzien van eiser dus niet kan worden vastgesteld dat hij een activist is. Dat betekent dat Marokko voor eiser kan worden gezien als veilig land van herkomst, omdat eiser niet behoort tot een uitzonderingscategorie.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de staatssecretaris terecht tijdens de zitting heeft opgemerkt dat nu niet aannemelijk is gemaakt dat eiser banden heeft met de Hirak Rif beweging, daarin ook het oordeel ligt besloten dat geen sprake is van een politieke overtuiging. Er bestond voor de staatssecretaris, gelet op hetgeen door eiser is verklaard tijdens de gehoren, geen aanleiding om hierop verder door te vragen dan nu is gedaan. Eiser heeft ook geen andere argumenten aangevoerd waaruit zou volgen dat hij wel een politieke overtuiging heeft en dat daarop doorgetoetst had moeten worden door de staatssecretaris. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiser stelt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft aangenomen dat eiser zijn seksuele geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. De staatssecretaris is in het bestreden besluit onvoldoende ingegaan op hetgeen eiser in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht. Daarin staat dat eiser voornamelijk seksueel gedreven is en dat dat de reden is dat zijn verklaringen oppervlakkig overkomen. Daarbij is het onredelijk om van eiser diepgang en zelfreflectie te verwachten, omdat hij zijn homoseksuele geaardheid ontdekte, dit accepteerde en ervoor zorgde dat hij zijn geaardheid niet in het openbaar uitte. Verder zijn tijdens het nader gehoor veel vragen aan eiser gesteld over zijn homoseksuele geaardheid. Tijdens het nader gehoor is echter niet op een creatieve wijze gehandeld om een vertrouwensband op te bouwen, zodat eiser meer over zijn gevoelens zou verklaren. Dit is
6 Zie pagina 11 van het nader gehoor.
7 Zie pagina 8 van het nader gehoor.
wel van belang bij deze gehoren. Doordat de staatssecretaris de vraagstelling niet op de persoon van eiser heeft gericht is het besluit in strijd met Werkinstructie 2019/17 genomen. Verder heeft eiser een verklaring van [A] overgelegd. Deze verklaring is een eigen waarneming. Eigen waarnemingen van derden wegen volgens Werkinstructie 2019/17 zwaarder. De staatssecretaris heeft ten onrechte nagelaten om [A] te horen over zijn relatie met eiser. Voorts is er voor eiser geen noodzaak geweest om naar LHBTIQ+ organisaties te gaan, hij had immers geen moeite met zijn geaardheid. De staatssecretaris heeft daarom ook ten onrechte mee laten wegen dat eiser hierover oppervlakkig heeft verklaard. Bovendien heeft eiser ook nog wel wat kennis over LHBTIQ+ rechten in Nederland gedeeld.
12. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft namelijk tegenstrijdig verklaard over (onder meer) de ontdekking van zijn homoseksualiteit, over het moment dat hij homoseksuele relaties aanging en over de openheid van zijn homoseksuele geaardheid. Verder heeft eiser summier verklaard over (onder meer) zijn relaties, over hoe het was om te leven in Marokko als homoseksueel en over zijn gevoelens. Dat eiser stelt voornamelijk seksueel gedreven te zijn, maakt niet dat van eiser niet verwacht mag worden dat hij meer verklaart over deze belangrijke aspecten. Tijdens het nader gehoor is eiser voldoende in de gelegenheid gesteld om meer diepgaande verklaringen over al deze aspecten af te leggen. Het was aan eiser om meer inzicht te geven en overtuigend te verklaren, ook al praat hij naar eigen zeggen niet makkelijk over gevoelens. De staatssecretaris heeft ook voldoende gemotiveerd waarom eisers verklaringen onvoldoende zijn en tevens uitgelegd waarom geen rekening is gehouden met de verklaring van [A]. Dat een verklaring van een derde uit eigen waarneming zwaarder weegt, betekent immers nog niet dat de staatssecretaris iedere verklaring van een derde die een eigen waarneming is doorslaggevend moet achten. Voorop blijft staan dat de betrokkene zelf ook overtuigend moet verklaren en dat is hier niet gebeurd. De staatssecretaris heeft er dus voor mogen kiezen om [A] niet te horen en heeft daarmee niet in strijd gehandeld met Werkinstructie 2019/17. Verder heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat aan eiser een aantal vragen zijn gesteld over LHBTIQ+ in Nederland en dat eiser ook hierover oppervlakkig heeft verklaard, bijvoorbeeld over hoe Nederland met deze groepen omgaat. Dat niet van eiser verwacht kan worden dat hij hier meer over weet, omdat hij zelf niet naar LHBTIQ+ organisaties ging, laat onverlet dat eiser - ook gelet op het aantal jaren dat hij al in Nederland verblijft - meer had moeten kunnen verklaren over LHBTIQ+ in Nederland. Van eiser mag bijvoorbeeld verwacht worden dat hij weet waar de afkorting LHBTIQ+ voor staat.8 De rechtbank is daarom van oordeel dat de staatssecretaris de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De beroepsgrond slaagt niet.
Medische situatie, culturele achtergrond en opleidingsniveau
13. Dat eiser stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische situatie, zijn culturele achtergrond en zijn opleidingsniveau volgt de rechtbank niet. In het medische advies wat eiser heeft overgelegd staat, onder meer, dat eiser last heeft van een wisselende, verkorte concentratie en een vertraagd vermogen om de vraagstelling te begrijpen. Daarom moet eiser meer tijd worden gegeven om te antwoorden. Uit het nader gehoor blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat hier voldoende rekening mee is gehouden. Als eiser vragen
8 Zie pagina 37 van het nader gehoor.
niet begreep zijn vragen opnieuw gesteld en is er doorgevraagd. Ook als de antwoorden die eiser gaf niet aansloten op de vraag die gesteld was, zijn vragen opnieuw en/of anders gesteld. Hieruit blijkt dat voldoende rekening is gehouden met de medische situatie van eiser en met zijn achtergrond en opleidingsniveau. Dat eiser stelt het moeilijk te vinden om over zijn gevoelens te praten en dat dit te maken heeft met eisers culturele achtergrond en opleidingsniveau, maakt het voorgaande niet anders. Door de vragen die zijn gesteld en de manier waarop zij zijn gesteld bestond er naar het oordeel van de rechtbank voldoende gelegenheid voor eiser om meer te verklaren over bijvoorbeeld gevoelens dan hij nu heeft gedaan. Dat eiser dat heeft nagelaten en is blijven steken in oppervlakkige verklaringen dient voor zijn rekening te blijven. De staatssecretaris heeft in dit opzicht zorgvuldig gehandeld en eiser ook voldoende ruimte gegeven om meer te vertellen over zijn persoonlijke beleving dan hij nu heeft gedaan. Ook uit het voornemen en het bestreden besluit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met eisers medische situatie, zijn culturele achtergrond en opleidingsniveau. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Eiser stelt verder dat hij voldoende heeft toegelicht waarom hij niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd op het moment dat het mogelijk was. Hij heeft pas van [A] gehoord dat hij asiel kon aanvragen toen hij in bewaring zat. Eiser heeft nooit eerder asiel aangevraagd, omdat daar geen noodzaak voor bestond. De vrees voor vervolging is pas concreet geworden nadat er voor eiser een laissez passer (lp) was aangevraagd en uitzetting een reële mogelijkheid werd. Dat was eerder niet het geval omdat eiser geen documenten had en er geen sprake was van zicht op uitzetting naar Marokko.
15. De rechtbank overweegt dat in het bestreden besluit staat dat de asielaanvraag van eiser is afgewezen als kennelijk ongegrond om drie redenen, namelijk:
1. Artikel 30b, eerste lid, onder b van de Vw: eiser is afkomstig uit een veilig land van herkomst.
2. Artikel 30b, eerste lid, onder d van de Vw: eiser heeft, waarschijnlijk te kwader trouw, een identiteits-of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld vernietigd of zich daarvan ontdaan.
3. 30b, eerste lid, onder h van de Vw: eiser heeft niet onmiddellijk asiel aangevraagd toen dat mogelijk was.
16. De beroepsgronden die eiser heeft ingediend tegen het afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst heeft de rechtbank besproken in rechtsoverwegingen 8 tot en met 10. Tegen de stelling van de staatssecretaris dat eiser, waarschijnlijk te kwader trouw, zijn identiteits-of reisdocumenten heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan, heeft eiser geen beroepsgronden ingediend. Deze twee punten leiden er al toe dat de staatssecretaris het beroep van eiser kennelijk ongegrond mocht verklaren. Daar komt bij dat de rechtbank eiser niet kan volgen in zijn verklaring dat hij nu pas asiel aanvraagt omdat hij eerder niet op de hoogte zou zijn geweest van deze mogelijkheid. Dat eiser niet wist dat hij asiel kon aanvragen en dit pas van [A] heeft gehoord toen hij in bewaring zat, acht de rechtbank niet overtuigend. Eiser is immers al jaren in Nederland, heeft meerdere keren in bewaring gezeten en heeft zich ook meerdere keren laten bijstaan door een advocaat. Dat er eerder geen directe aanleiding bestond voor eiser om asiel aan te vragen, omdat er toen geen concreet zicht op uitzetting naar Marokko was, betekent niet dat eiser toen ook nog niet op
de hoogte zou zijn geweest van de mogelijkheid om asiel aan te vragen. Bovendien acht de rechtbank het niet aannemelijk dat eiser - die stelt ernstig gevaar te lopen bij terugkeer naar Marokko - niet eerder een asielaanvraag heeft ingediend, ook al was er op dat moment in zijn ogen geen sprake van een concrete uitzettingshandeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris daarom ook deze reden mee mogen nemen in de afweging om het besluit kennelijk ongegrond te verklaren. De beroepsgrond slaagt niet.
17. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Documentcode: [documentcode]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.