ECLI:NL:RBDHA:2023:20286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
NL23.20465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Eritrese nationaliteit, op 21 november 2018 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. De aanvraag werd op 12 oktober 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen op 8 november 2021 bezwaar aangetekend. Vervolgens heeft verzoeker op 27 juni 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar en op 14 juli 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Op 3 november 2023 heeft de staatssecretaris alsnog een besluit op bezwaar genomen. Verzoeker heeft op 14 november 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, wordt het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank stelt de proceskosten voor de door een derde verleende rechtsbijstand vast op € 418,50, waarbij rekening is gehouden met de geldende tarieven en wegingsfactoren. Verzoeker is vrijgesteld van griffierecht, waardoor de staatssecretaris dit niet hoeft te vergoeden.

De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20465

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker

geboren op [geboortedatum] ,
van Eritrese nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. R. Roelofsen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de staatssecretaris.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 21 november 2018 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij besluit van 12 oktober 2021 heeft de staatssecretaris de aanvraag van verzoeker afgewezen.
Verzoeker heeft op 8 november 2021 bezwaar aangetekend tegen dit besluit.
Bij brief van 27 juni 2023 heeft verzoeker de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Verzoeker heeft vervolgens op 14 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft op 3 november 2023 een besluit op bezwaar genomen.
Verzoeker heeft op 14 november 2023 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de staatssecretaris tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. Het verzoek wordt daarom als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat verzoeker is vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, hoeft de staatssecretaris dit niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.