ECLI:NL:RBDHA:2023:20286
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Eritrese nationaliteit, op 21 november 2018 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. De aanvraag werd op 12 oktober 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen op 8 november 2021 bezwaar aangetekend. Vervolgens heeft verzoeker op 27 juni 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar en op 14 juli 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Op 3 november 2023 heeft de staatssecretaris alsnog een besluit op bezwaar genomen. Verzoeker heeft op 14 november 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, wordt het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank stelt de proceskosten voor de door een derde verleende rechtsbijstand vast op € 418,50, waarbij rekening is gehouden met de geldende tarieven en wegingsfactoren. Verzoeker is vrijgesteld van griffierecht, waardoor de staatssecretaris dit niet hoeft te vergoeden.
De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.