ECLI:NL:RBDHA:2023:20311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
NL23.32402 en NL23.32403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige verklaringen over homoseksuele geaardheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn tweede asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in Marokko, heeft in oktober 2022 asiel aangevraagd in Nederland, na een lange reis door Europa. Hij stelt dat hij problemen heeft ondervonden in Marokko vanwege zijn seksuele geaardheid en zijn activiteiten rondom het melden van seksueel misbruik van kinderen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met het argument dat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig zijn.

De rechtbank heeft op 1 december 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiser heeft verklaard dat hij homoseksueel is en dat hij vreest voor zijn leven in Marokko. De rechtbank oordeelt dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn homoseksuele gevoelens en dat hij niet voldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ervaringen. De rechtbank volgt de staatssecretaris in het oordeel dat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig zijn, mede omdat hij geen concrete problemen heeft ervaren in Marokko en onvoldoende kennis heeft van de LHBTI-gemeenschap.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is. Ook het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier, en is openbaar gemaakt op 15 december 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.32402 (beroep)
NL23.32403 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser

V-nummer: [#] , eiser
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn tweede asielaanvraag. Daarnaast beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder de asielaanvraag van
eiser heeft kunnen afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is en legt
hieronder, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, uit hoe zij tot dat
oordeel is gekomen.
Welke feiten en omstandigheden betrekt de rechtbank in haar beoordeling?
3. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1979 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij heeft 17 jaar door Europa gereisd om uiteindelijk op 24 oktober 2022 in Nederland asiel aan te vragen. Eiser heeft aan deze asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Marokko seksueel misbruik van kinderen onder de aandacht heeft gebracht door de straat op te gaan en campagne te voeren. Hij stelt problemen te hebben gekregen omdat hij de verantwoordelijke personen bij de politie heeft gemeld.
4. Verweerder heeft deze aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Verder heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor twee jaar opgelegd en een terugkeerbesluit opgelegd. Verweerder gelooft eisers verklaringen over de gestelde problemen niet en ten aanzien van eisers overige verklaringen stelt verweerder zich op het standpunt dat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Eiser heeft tegen de afwijzing geen beroep ingesteld, waardoor dit besluit in rechte is vast komen te staan.
5. Eiser is vervolgens naar Duitsland vertrokken om te werken en daarna is hij naar Frankrijk gegaan. Vervolgens is eiser naar Zweden gereisd. Vanuit hier is een Dublinclaim op hem gelegd met als doel dat hij zou worden overgedragen naar Nederland. Op 27 september 2023 is eiser zelf naar Nederland gereisd en heeft hij een herhaalde asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en dat hij te vrezen heeft voor zijn leven in Marokko. Wat hij heeft gezegd in het kader van de eerste aanvraag moet vergeten worden.
Wat staat er in het bestreden besluit?
6. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 oktober 2023 eisers asielaanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid van de Vw in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Verder heeft verweerder het eerder opgelegde terugkeerbesluit gehandhaafd en aan hem weer een inreisverbod voor twee jaar opgelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen van het asielrelaas van eiser als relevant aangemerkt:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele geaardheid en te verwachten problemen in Marokko bij het openlijk uiten van eisers geaardheid.
6.1
Verweerder gelooft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst, maar niet dat eiser homoseksueel is. Eiser verklaart summier en oppervlakkig over de ontdekking van zijn homoseksuele gevoelens, ondanks dat hij hierover meerdere keren bevraagd is. Hij geeft geen inzicht in zijn gevoelens en gedachtes over hoe het voor hem was om te ontdekken dat hij homoseksuele gevoelens kreeg. Ook verklaart eiser zeer oppervlakkig over de liefdesrelatie die eiser stelt te hebben gehad met [naam] , waarbij eiser constant terugvalt op zijn seksuele handelingen terwijl er duidelijk gevraagd werd naar zijn gevoelens en gedachtes. Eiser heeft zelf geen problemen ervaren in Marokko. Eiser is al meerdere jaren in Europa en daarom mag er van eiser meer kennis verwacht worden over de positie van LHBTI's in Nederland en Europa. Eiser blijft echter steken in algemeenheden en oppervlakkige verklaringen. Omdat Marokko als veilig land van herkomst wordt aangemerkt en uit eisers verklaringen niet blijkt dat Marokko persoonlijk niet veilig is voor hem, wijst verweerder de asielaanvraag af.
Heeft verweerder de correcties en aanvullingen van 7 oktober 2023 in de besluitvorming betrokken?
7. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder de correcties en aanvullingen van 7 oktober 2023 niet in de besluitvorming heeft betrokken. De rechtbank stelt vast dat dit feitelijk onjuist is omdat uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder wel degelijk heeft kennisgenomen van de correcties en aanvullingen. Daar komt bij dat, zoals verweerder ook stelt, eiser niet concreet heeft gemaakt welke correcties en aanvullingen niet door verweerder zouden zijn betrokken in de besluitvorming.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat in beroep het besluit op de aanvraag voorligt en niet het voornemen. Er gaat een voornemen aan het besluit vooraf, zodat verweerder de gelegenheid heeft om eventuele gebreken in het voornemen te corrigeren in de beschikking.
De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder eisers verklaringen over zijn gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig kunnen achten?
Persoonlijke relaas
8. Eiser voert aan dat werkinstructie (WI) 2019/17 niet geschikt is om tot een deugdelijke beoordeling van zijn asielrelaas te komen, omdat de WI niet aansluit bij zijn ervaringen. Daarnaast voert eiser aan dat hij, in tegenstelling tot wat verweerder stelt, uitvoerig heeft verklaard over zijn gevoelens over zijn homoseksuele geaardheid. Eiser associeert die gevoelens enkel met seksuele gevoelens en dat heeft hij meerdere malen geprobeerd uit te leggen. Verweerder legt niet uit wat er precies van eiser verwacht wordt. Verder voert eiser aan dat verweerder ten onrechte meerdere voorwaarden voor het zijn van homoseksueel stelt, terwijl over de hele wereld de definitie van homoseksualiteit enkel vereist dat de betreffende persoon zich seksueel aangetrokken voelt tot een ander persoon van hetzelfde geslacht.
8.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn homoseksuele geaardheid. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat er in dit kader meer van eiser mocht worden verlangd. De verklaring van eisers gemachtigde dat eiser gewoon zo is en dat homoseksuele geaardheid voor eiser alleen bestaat uit de seksuele handelingen en niet meer dan dat, is niet afdoende. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt kunnen stellen dat verwacht kan worden dat eiser hier ook gedachten en gevoelens over heeft. Hier heeft verweerder meermaals op doorgevraagd, de hoormedewerker heeft tegenover eiser het belang benadrukt van het inzicht geven in zijn gedachtes, gevoelens en emoties, maar eiser heeft hier niets over verklaard. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van eiser dat verweerder WI 2019/17 als een checklist heeft gebruikt en niet heeft aangesloten bij de persoonlijke situatie van eiser. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig zijn omdat de verklaringen oppervlakkig zijn. Uit de door eiser aangehaalde definitie van de Van Dale volgt niet dat verweerder deze toets niet heeft mogen toepassen en dat dit een te zware maatstaf is.
Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
Kennis LHBTI
9. Eiser voert verder ten aanzien van zijn ongeloofwaardig geachte homoseksuele geaardheid aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over LHBTI-organisaties. Eiser ziet LHBTI-organisaties als instellingen die hem zouden kunnen leren een duurzaam leven op te bouwen, maar daar herkent eiser zich niet in. Verweerder werpt daarnaast ten onrechte tegen dat van eiser na 20 jaar in Europa meer verwacht mag worden qua kennis over de positie van homoseksuelen. Wanneer je in vrijheid kunt leven is de drang om meer hierover te weten minder sterk. Verweerder gaat daarbij niet in op wat eiser daarover in de zienswijze heeft aangedragen. Van Nederlandse homoseksuelen wordt doorgaans ook niet vereist dat zij een vergaande kennis hebben over de positie van homoseksuelen. Verweerder heeft hier ten onrechte doorslaggevend gewicht aan toegekend, aldus eiser.
9.1
De rechtbank overweegt het volgende. Vaststaat dat eiser inmiddels langdurig in Europa verblijft. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit heeft mogen tegenwerpen. Ten aanzien van eisers stelling dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij weinig kennis heeft van de rechten van de LBHTI-gemeenschap, stelt de rechtbank vast dat verweerder in het bestreden besluit dit niet langer tegenwerpt aan eiser. Verweerder heeft zich echter op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen hierover niet opwegen tegen eisers overige oppervlakkige, summiere en tegenstrijdige verklaringen. Verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op dit standpunt kunnen stellen.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
10. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond.
11. Omdat op het beroep is beslist bestaat er geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
12. Eiser krijgt in beide zaken geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor wat betreft de hoofdzaak, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaak NL23.32403.