ECLI:NL:RBDHA:2023:20327
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiser wegens onvoldoende gegronde vrees voor vervolging
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Colombiaanse nationaliteit, heeft op 21 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 31 augustus 2023 door de staatssecretaris als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser heeft zijn aanvraag onderbouwd met verklaringen over bedreigingen en afpersing door een gewapende bende in Colombia. De staatssecretaris heeft de verklaringen over de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht, maar oordeelt dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank is van mening dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het zoeken naar bescherming bij de Colombiaanse autoriteiten voor hem bij voorbaat zinloos of gevaarlijk is.
Eiser heeft betoogd dat de situatie in Colombia, waar hij bedreigd is door een gewapende bende, hem verhindert om bescherming te zoeken. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat er beschermingsmogelijkheden zijn en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij niet in een ander deel van Colombia kan verblijven. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.