ECLI:NL:RBDHA:2023:20327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
NL23.27605
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiser wegens onvoldoende gegronde vrees voor vervolging

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Colombiaanse nationaliteit, heeft op 21 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 31 augustus 2023 door de staatssecretaris als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser heeft zijn aanvraag onderbouwd met verklaringen over bedreigingen en afpersing door een gewapende bende in Colombia. De staatssecretaris heeft de verklaringen over de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht, maar oordeelt dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank is van mening dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het zoeken naar bescherming bij de Colombiaanse autoriteiten voor hem bij voorbaat zinloos of gevaarlijk is.

Eiser heeft betoogd dat de situatie in Colombia, waar hij bedreigd is door een gewapende bende, hem verhindert om bescherming te zoeken. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat er beschermingsmogelijkheden zijn en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij niet in een ander deel van Colombia kan verblijven. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27605

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.A.W.A. Vissers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. I. Lohmann-Kamphuis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Colombiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999. Hij heeft op 21 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 31 augustus 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond en geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 samen met het beroep van de zus van eiser [1] tegen een besluit van dezelfde datum op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Het besluit bevat ook andere onderdelen, waaronder de weigering om eiser een reguliere verblijfsvergunning te verlenen. Eiser heeft daar geen beroepsgronden tegen aangevoerd. De rechtbank beoordeelt daarom die onderdelen niet.
3. Het beroep is ongegrond. De afwijzing van de asielaanvraag blijft in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft een kapsalon in Colombia. Hij is op [datum] 2022 bedreigd en afgeperst door leden van de lokale gewapende bende [naam] . Ook is hij ontvoerd en mishandeld door hen. Ook daarna is eiser nog meerdere malen bedreigd. Hij is uiteindelijk gevlucht en heeft een maand bij zijn oma in [plaats] verbleven. Daarna is hij samen met zijn zus naar Nederland gevlucht omdat hun moeder hier woont. Ook in Nederland is eiser nog meerdere malen bedreigd. Daarom heeft hij besloten om in Nederland asiel aan te vragen. Eiser vreest bij terugkeer naar Colombia vermoord te worden.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris vindt de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Ook acht de staatssecretaris de verklaringen over de problemen die hij heeft met de lokale bende geloofwaardig. De staatssecretaris oordeelt echter dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft. Eiser had om bescherming bij de Colombiaanse autoriteiten kunnen vragen. Daarom wijst de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser af als ongegrond.
Heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat een verzoek om bescherming bij voorbaat zinloos of gevaarlijk is?
6. Eiser betoogt dat het zoeken van bescherming gevaarlijk is voor hem en zijn gezinsleden. Hij is in Colombia bedreigd en afgeperst door leden van een gewapende bende. Van hem kan daarom niet verwacht worden dat hij bescherming zal zoeken bij de Colombiaanse autoriteiten. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een artikel van Vluchtelingenwerk Vlaanderen waarin wordt ingegaan op de uitspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen uit België (RvV) [2] , waarin staat dat het verschoonbaar kan zijn dat er geen aangifte is gedaan als iemand vreest voor zijn leven of dat van familieleden. Verder blijkt uit deze uitspraak dat het doen van aangifte slechts een van de elementen is die beoordeeld moeten worden bij de vraag of bescherming kan worden verkregen. De staatssecretaris stelt ten onrechte dat aan het door eiser overgelegde artikel niet de waarde kan worden gehecht die hij daaraan wenst te hechten. Het artikel onderbouwt dat de bendecultuur enorm is in Colombia en dat deze bendes vaak nog meer macht hebben dan de autoriteiten. Verder wordt hiermee onderbouwd dat de bendes zich bezig houden met afpersingspraktijken, zoals in het geval van eiser ook gebeurd is. Dit artikel dient dus ter onderbouwing van zijn asielrelaas en moet worden meegenomen in de beoordeling.
Daarnaast volgt uit het ambtsbericht [3] dat gewapende groeperingen geïnfiltreerd zijn in de verschillende overheidsinstanties en dat bescherming zoeken bij voorbaat zinloos of gevaarlijk is als het gaat om gewapende bendes. Hierbij is van belang dat de staatssecretaris de problemen met de bende geloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft pas aangifte durven doen toen hij in Nederland was. Hij heeft op deze aangifte alleen een algemene reactie gehad dat zijn aangifte in behandeling genomen is. Eiser betoogt verder dat er voor hem geen vestigingsalternatief is, omdat in elke Colombiaanse stad wel bendes gevestigd zijn die allemaal gelieerd zijn aan de guerrilla’s. Hij zal hierdoor nergens veilig kunnen wonen en altijd achterom moeten kijken. Bovendien kan men zich in Colombia niet zomaar ergens anders vestigen. Zeker niet als je uit [plaats] komt.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt heeft dat een verzoek om bescherming bij de Colombiaanse autoriteiten voor hem bij voorbaat zinloos of gevaarlijk is. De verwijzing naar de uitspraak van de RvV leidt niet tot een ander oordeel, omdat de situatie in deze uitspraak verschilt van de situatie van eiser. In de zaak waar het in die uitspraak om gaat is namelijk wel aannemelijk gemaakt dat het indienen van een klacht risico’s kan opleveren. De uitspraak kan daarom niet worden vergeleken met de aanvraag van eiser. Verder is de rechtbank het met de staatssecretaris eens dat de stelling van eiser dat bescherming zoeken bij voorbaat zinloos of gevaarlijk is, geen doel treft. Uit het ambtsbericht volgt dat het mogelijk is om aangifte te doen van een misdrijf. [4] Ook volgt hieruit dat er beschermingsmogelijkheden zijn voor individuen. [5] Dat in een land sprake kan zijn van corruptie, maakt niet dat hier in het geval van eiser ook sprake van is. Dat hij dit op voorhand denkt is een aanname. Er zijn mogelijk ook andere organisaties waar eiser zich tot zou kunnen wenden. Daarnaast heeft eiser verklaard dat de politie onderzoek doet naar de bedreigingen, dus de stelling dat eiser geen persoonlijke reactie heeft gekregen op zijn aangifte wordt door de staatssecretaris terecht niet aannemelijk geacht. Ook blijkt uit meerdere krantenartikelen dat de politie wel degelijk optreedt tegen bendeleden. [6] De staatssecretaris stelt zich verder terecht op het standpunt dat niet valt in te zien waarom eiser niet in een ander deel van Colombia kan verblijven, nu niet is gebleken dat hij heeft te vrezen voor de centrale overheid of voor een groepering die landelijk opereert. Uit het ambtsbericht blijkt namelijk dat de bende waar eiser voor vreest niet landelijk opereert. Daarnaast is eiser in het bezit van diverse diploma’s en ruime werkervaring waardoor hij zich makkelijker kan vestigen in een ander deel van Colombia. Ook heeft hij familie in Colombia die hem hierbij kunnen ondersteunen. Eiser heeft immers al eerder buiten [plaats] verbleven. Dat dit voor een korte duur was doet geen afbreuk aan het gegeven dat van hem verwacht mag worden dat hij zich op een andere plek kan vestigen.
Had de staatssecretaris het asielrelaas van de moeder van eiser bij de beoordeling van zijn asielaanvraag moeten betrekken?
7. Eiser betoogt dat het asielrelaas van zijn moeder relevant is, omdat zijn moeder in Nederland al een verblijfsvergunning heeft op humanitaire gronden. Ook heeft zij problemen met iemand die contacten heeft met bendes en die haar chanteert. Dat eiser niet precies weet waarom zijn moeder uit Colombia vertrokken is, betekent niet dat haar verhaal niet relevant kan zijn voor eisers asielaanvraag. Aan de staatssecretaris is, ter vergeefs, uitdrukkelijk verzocht om het dossier van de moeder van eiser bij de beoordeling van zijn asielaanvraag te betrekken.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser heeft verklaard dat hij niet weet waarom zijn moeder naar Nederland is vertrokken. Van hem mag verwacht worden dat hij kan verklaren over de redenen van het vertrek van zijn moeder. De asielmotieven van de moeder van eiser zijn dusdanig abstract gebleven dat deze niet bij de beoordeling van eisers asielaanvraag betrokken hoefden te worden. Daar komt bij dat op de zitting is gebleken dat de moeder van eiser geen asielaanvraag in Nederland heeft ingediend. Zij heeft om humanitaire redenen een verblijfsvergunning gekregen. Van asielmotieven is dan ook niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser mocht afwijzen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL23.27606.
2.RvV 8 oktober 2021, nummer 261.885, gepubliceerd op de website van het (Belgische) Agentschap integratie en inburgering.
3.Algemeen Ambtsbericht Colombia, maart 2022.
4.Algemeen Ambtsbericht Colombia, maart 2022, paragraaf 3.2.2.
5.Algemeen Ambtsbericht Colombia, maart 2022, paragraaf 3.6. e.v.
6.Semana, Golpe a Los Mondongueros, la banda delincuencial que operaba en Antioquia,