ECLI:NL:RBDHA:2023:20331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
C/09/656495 / JE RK 23-2234
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Trajectmachtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2023 uitspraak gedaan over de trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam01], geboren in 2006. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd tot 29 mei 2024 en een machtiging verleend voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van één maand, met aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot aan haar meerderjarigheid. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, heeft het verzoek ingediend, waarbij zij de noodzaak van de gesloten plaatsing heeft onderbouwd met de problematiek van [naam01], die zich in onveilige situaties bevindt en zich onttrekt aan zorg. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam01] aangegeven niet in te stemmen met de gesloten plaatsing, terwijl haar moeder het verzoek steunt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke criteria voor de verlenging van de ondertoezichtstelling zijn voldaan en dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om [naam01] te beschermen en haar ontwikkeling te bevorderen. De kinderrechter heeft benadrukt dat [naam01] zich aan bepaalde afspraken moet houden om in de toekomst meer vrijheden te krijgen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/656495 / JE RK 23-2234
Datum uitspraak: 5 december 2023
Beschikking van de kinderrechter
Trajectmachtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2006 in [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] ,
advocaat: mr. A.G. de Jong te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 10 november 2023;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 4 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [naam01] met haar advocaat;
- de moeder;
  • [naam03] als vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling;
  • [naam04] de pedagogisch medewerker van [naam01] als toehoorder.
1.3.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting met [naam01] in aanwezigheid van haar advocaat een gesprek gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[naam01] is erkend door de heer [naam05] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
2.3.
[naam01] verblijft op een gesloten groep van [naam06] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 november 2022 de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd tot 8 december 2023.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 oktober 2023 een machtiging verleend [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 8 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam01] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens wordt door de gecertificeerde instelling een machtiging verzocht om [naam01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van één maand gevolgd door plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot aan haar meerderjarigheid.
3.2.
De gecertificeerde instelling motiveert het verzoek als volgt. [naam01] heeft een belast verleden waarvoor zij eerder nooit behandeling wilde en durfde aan te gaan. Er zijn verschillende behandelingen en gezinsopnames geweest om het gezin en [naam01] te helpen. De problematiek op de voorgrond is het aangaan van antisociale contacten waarvan [naam01] de gevolgen niet goed voorziet en vervolgens in onveilige situaties terechtkomt. [naam01] wordt vaker via sociale media bedreigd wat voortkomt uit de contacten die zij eerder is aangegaan. [naam01] vertoont zeer zelfbepalend gedrag en onttrekt zich aan zorg. Zij lijdt voortdurend onder haar eigen gemoedstoestand. Zij brengt zichzelf in gevaar door de verkeerde vrienden op te zoeken en wegloopplannen te maken. Afgelopen weekend is [naam01] nog weggelopen en heeft zij XTC gebruikt.
De opvoedcapaciteiten van de ouders en de ontwikkelingsbehoeften van [naam01] zijn uit balans. De ouders kunnen [naam01] niet de regie bieden die zij nodig heeft. De moeder weet dat het niet goed gaat als [naam01] bij haar komt wonen, maar zij wil [naam01] hierin niet afwijzen. De vader is uit beeld en het contact tussen de vader en [naam01] wordt door de gecertificeerde instelling ontmoedigd omdat er veiligheidsrisico’s bestaan. De vader heeft ook een contactverbod met haar.
De verlenging van de ondertoezichtstelling vindt de gecertificeerde instelling noodzakelijk. De resterende periode tot volwassenheid dient gebruikt te worden om de patronen in het leven van [naam01] te doorbreken en een perspectief te creëren waarin [naam01] zich verder kan ontwikkelen binnen de maatschappij naar een jongvolwassen vrouw. Een gesloten plaatsing vindt de gecertificeerde instelling noodzakelijk omdat [naam01] baat heeft bij de structuur en duidelijkheid van een gesloten setting. [naam01] ontwikkelt zich positief binnen [naam06] . Zo heeft zij een start gemaakt op het [naam06] college waar zij het naar haar zin lijkt te hebben. Zij lijkt steeds meer open te staan voor feedback en hulpverlening. De gecertificeerde instelling is van mening dat het belangrijk is dat [naam01] nog een maand op een gesloten afdeling blijft om te laten zien dat zij zich aan de regels kan houden. Deze regels houden in dat zij niet wegloopt, geen alcohol of drugs gebruikt, op tijd verlof indient en zich aan de regels houdt. Tijdens deze maand wordt toegewerkt naar meer vrijheden, afhankelijk van wat [naam01] aankan. Na deze maand kan zij doorstromen naar een open groep om zich voor te bereiden op volwassenheid. [naam01] is aangemeld bij [naam07] en de open groep van [naam06] .

4.De standpunten

4.1.
De advocaat van [naam01] geeft aan zich te refereren aan het oordeel van de rechter over de verlenging van de ondertoezichtstelling tot de meerderjarigheid van [naam01] . Door en namens [naam01] is aangegeven niet in te stemmen met het verzoek van de trajectmachtiging voor de gesloten machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een maand. [naam01] geeft aan de geslotenheid op deze groep niet prettig te vinden. Ze wil graag meer vrijheid. [naam01] stelt dat zij inziet dat ze zich aan de regels moet houden om de vrijheden die zij wil te krijgen en te behouden.
4.2.
De moeder geeft aan in te stemmen met het verzoek van de gecertificeerde instelling. Ze geeft aan dat het belangrijk is dat [naam01] inziet dat dit haar laatste kans is en dat zij haar verantwoordelijkheid moet nemen. De moeder geeft aan dat dit het beste is voor [naam01] en hoopt dat dit haar goed doet voor de toekomst.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, voorts van oordeel dat aan de in artikel 1:265b, eerste lid, van het BW genoemde gronden voor het verlenen van een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is voldaan.
5.2.
De kinderrechter ziet concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [naam01] . Het is voor [naam01] vanwege haar beladen verleden extra moeilijk om zelfstandig goede keuzes voor zichzelf te maken en risico’s in te schatten. [naam01] onttrekt zich vaak aan de hulpverlening door van [naam06] weg te lopen. Hiermee brengt zij zichzelf in gevaarlijke situaties. Dit baart de kinderrechter grote zorgen. [naam01] voelt niet aan wat wel en niet goed is voor haar. Het is heel erg belangrijk dat [naam01] – in de tijd die nog rest tot haar volwassenheid – ervan doordrongen raakt dat zij in haar leven goed voor zichzelf moet zorgen door keuzes te maken die goed zijn voor haar. Zij moet zich er bewust van zijn dat zij een risico in zich draagt door haar verleden, waardoor zij niet altijd goed aanvoelt welke keuze goed is voor haar. Zij heeft hier dus hulp bij nodig, zodat zij dit uiteindelijk wél zelf kan. De kinderrechter heeft vertrouwen in [naam01] dat zij in haar leven op eigen benen zal kunnen staan. Dat komt omdat [naam01] zelf heeft verwoord dat zij verantwoordelijkheid voor zichzelf wil nemen. De kinderrechter vindt het belangrijk dat [naam01] de komende periode zo goed mogelijk wordt voorbereid op volwassenheid. De kinderrechter is van oordeel dat de trajectmachtiging met de besproken vrijheden goed aansluit bij de behoeftes van [naam01] . Zij benadrukt dat het belangrijk is dat [naam01] zich aan de volgende afspraken houdt: niet weglopen van [naam06] , geen alcohol of drugs gebruiken, op tijd verlof indienen en aan de regels houden. Hiermee kan [naam01] aantonen dat zij klaar is voor een open groep. Op deze manier kan zij verantwoordelijkheid nemen voor de zelfstandigheid die ze zo graag wenst en die de kinderrechter haar van harte gunt.
5.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengen tot 29 mei 2024 (artikel 1:260, eerste lid, BW). Tevens verleent de kinderrechter de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van één maand. De kinderrechter verleent aansluitend de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 29 mei 2024.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam01] tot 29 mei 2024
6.2.
verleent een trajectmachtiging om [naam01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 8 december 2023 tot 8 januari 2024 en aansluitend een machtiging tot plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot aan haar meerderjarigheid, te weten 29 mei 2024.
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.B. van der Velden als griffier, en op schrift gesteld op 19 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.