ECLI:NL:RBDHA:2023:20374
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de beëindiging van tijdelijke bescherming voor ontheemden uit Oekraïne
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 17 augustus 2023 aan eiser medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen op 4 september 2023. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek tot voorlopige voorziening, op 10 november 2023 behandeld. De gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris waren aanwezig tijdens de zitting.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de groep ontheemden, waaronder eiser valt, te beëindigen. Dit oordeel is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank op 30 oktober 2023, waarin werd vastgesteld dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Eiser's argumenten over de implementatie van de Richtlijn en de noodzaak van een intrekkingsprocedure worden door de rechtbank verworpen. De rechtbank stelt vast dat de Richtlijn niet dwingend voorschrijft in welke vorm een verblijfstitel moet worden verstrekt en dat het aan de lidstaat is om passende bescherming te bieden.
Daarnaast wordt het beroep van eiser op het evenredigheidsbeginsel besproken. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de beëindiging van de tijdelijke bescherming deugdelijk heeft gemotiveerd en dat deze niet onevenwichtig is in verhouding tot het beoogde doel van het verminderen van druk op de opvangcapaciteit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.