In deze zaak heeft eiser op 4 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 9 juni 2023. Eiser heeft vervolgens op 24 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend, maar de rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door de staatssecretaris is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en neemt de overwegingen uit de eerdere uitspraak over.
De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken na verzending van de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen, tenzij er besloten wordt tot nader onderzoek. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.