ECLI:NL:RBDHA:2023:20422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.35571 en NL23.35572
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.M. Kuipers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.G. Wiebes, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 12 december 2023 is de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. N. Schoonbrood. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland als verantwoordelijke lidstaat was vastgesteld. Eiser had aangevoerd dat hij in Duitsland een vechtpartij had meegemaakt en vreesde voor zijn veiligheid, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende bijzonder waren om af te wijken van de Dublinverordening. Eiser had zijn stellingen niet onderbouwd en de rechtbank concludeerde dat de Duitse autoriteiten in staat waren om hem te beschermen.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de intentie van de eiser om zijn aanvraag in Nederland te laten behandelen niet doorslaggevend was. Aangezien het beroep ongegrond was, was er geen noodzaak voor een voorlopige voorziening. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 12 december 2023, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35571(beroep) en NL23.35572 (voorlopige voorziening)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. N. schoonbrood).

Procesverloop

Bij besluit van 10 november 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank, ook in de hoedanigheid van voorzieningenrechter, heeft het beroep en de voorlopige voorziening op 12 december 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting is onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

Ten aanzien van zaak nummer NL23.35571(beroep)
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
zaaknummer: NL23.35571 en NL23.35572
2
2. De staatssecretaris heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, omdat hij in Duitsland een vechtpartij heeft gehad met een groep jongeren en angst heeft om na terugkeer te worden geconfronteerd met zijn belagers.
4. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet zodanig bijzonder dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag in behandeling had moeten nemen. Eiser heeft zijn verklaring niet onderbouwd en los daarvan geldt dat eiser bij voorkomende problemen de Duitse (hogere) autoriteiten of de daarvoor geschikte instanties kan benaderen. Eiser heeft niet betwist dat de Duitse autoriteiten hem niet willen of kunnen beschermen tegen de gestelde belagers. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5. Voor zover eiser stelt dat de staatssecretaris heeft nagelaten acht te slaan op zijn uitdrukkelijke wens om hier in Nederland zijn asielaanvraag behandeld te zien, volgt de rechtbank eiser daarin evenmin. Zoals de staatssecretaris ook heeft toegelicht, is in zaken als deze – waarbij het gaat om de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat voor het behandelen van het verzoek om internationale bescherming – niet de intentie van een vreemdeling doorslaggevend. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond.
Ten aanzien van zaaknummer NL23.35572 (voorlopige voorziening)
7. Omdat de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaart, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Ten aanzien van beide zaaknummers
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023 door mr. M.M. Kuipers, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.
zaaknummer: NL23.35571
3
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
19 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.