ECLI:NL:RBDHA:2023:20489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.33416
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Anker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 20 oktober 2023, waarbij zijn asielaanvraag niet in behandeling is genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 7 december 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk. Eiser, geboren in Nigeria, stelt dat hij ten onrechte in het Pidgin Engels is gehoord, terwijl hij Ishan spreekt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris redelijkerwijs kon aannemen dat eiser Pidgin Engels verstaat, en dat het gehoor aan de vereisten voldeed. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft.

De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland op 11 augustus 2023 een verzoek om terugname aan Frankrijk gedaan, dat op 24 augustus 2023 is aanvaard. Eiser betwist dat Frankrijk verantwoordelijk is en stelt dat Italië dat zou moeten zijn. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft gehandeld door Frankrijk aan te spreken, aangezien eiser eerder asiel heeft aangevraagd in Italië en Zwitserland.

Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk, omdat er onvoldoende opvang beschikbaar zou zijn. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om aan te tonen dat dit beginsel niet meer van toepassing is, wat hij niet heeft gedaan. Tot slot stelt eiser dat zijn gezondheid in gevaar komt bij overdracht aan Frankrijk, maar de rechtbank oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd om deze claim te onderbouwen. De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33416

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.] ,
(gemachtigde: mr. R.P. Duijn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen besluit van de staatssecretaris van 20 oktober 2023 (het bestreden besluit) waarbij zijn asielaanvraag niet in behandeling is genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, J.A. Okpoko als tolk Ishan en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland op 11 augustus 2023 bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek op 24 augustus 2023 aanvaard.
Is eiser door de juiste tolk in de juiste taal gehoord?
6. Eiser voert aan dat hij ten onrechte in het Pidgin Engels gehoord, terwijl hij eigenlijk Ishan, een taal die in het zuiden van Nigeria wordt gesproken, spreekt. Dit feit, in combinatie met het gegeven dat eiser tijdens het aanmeldgehoor Dublin aangaf dat hij stress had en psychische klachten, maakt dat het gehoor niet voldeed aan de eisen die daaraan worden gesteld. Het besluit is daarom volgens eiser niet zorgvuldig tot stand gekomen.
6.1
Artikel 5, vierde lid, van de Dublinverordening bepaalt dat het persoonlijk onderhoud wordt gevoerd in een taal die de verzoeker verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij die verstaat en waarin hij kan communiceren.
6.2
In het aanmeldgehoor Dublin van 29 juli 2023 heeft eiser verklaard dat hij de tolk Pidgin Engels goed kan verstaan en begrijpen. De staatssecretaris heeft daardoor redelijkerwijs kunnen aannemen dat eiser Pidgin Engels verstaat en in die taal kan communiceren. Het enkele feit dat eiser (ook) Ishan spreekt, doet daar niet aan af. Bovendien blijkt noch uit het verslag van het gehoor zelf, noch uit de correcties en aanvullingen op dat verslag dat eiser door de inzet van een tolk Pidgin Engels onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn eventuele bezwaren tegen een overdracht aan Frankrijk naar voren te brengen. Er is reeds daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld
6.3
Eiser voert verder aan dat tijdens het aanmeldgehoor Dublin ten onrechte gebruik is gemaakt van een tolk Rbtv B2-niveau omdat dit, naar de opvatting van eiser, geen registertolk is. De rechtbank stelt echter vast dat eiser zijn informatie over het niveau van de tolk in kwestie nu juist heeft ontleend aan het openbare register waarin beëdigde tolken staan ingeschreven. [3] Eisers stelling dat desondanks geen sprake is van een registertolk is, behalve onbegrijpelijk, niet onderbouwd. [4]
6.4
De beroepsgrond slaagt niet.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de aanvraag?
7. Eiser voert aan dat niet Frankrijk, maar Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor eisers asielaanvraag. Bovendien is er geen rechtsgeldig claimakkoord tot stand gekomen omdat het verzoek aan Frankrijk was gebaseerd op artikel 18, eerste lid en onder d, van de Dublinverordening, terwijl Frankrijk het verzoek heeft geaccepteerd op grond van sub b van hetzelfde artikel.
7.1
Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening is de lidstaat waar de verzoeker illegaal is binnengekomen in beginsel verantwoordelijk voor het asielverzoek, tenzij de illegale grensoverschrijding meer dan twaalf maanden eerder heeft plaatsgevonden. Wanneer een lidstaat niet (langer) overeenkomstig het eerste lid verantwoordelijk kan worden gesteld en de verzoeker in meerdere lidstaten heeft verbleven, is op grond van het tweede lid van deze bepaling, de lidstaat waar hij het meest recentelijk heeft verbleven verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Uit gegevens van Eurodac blijkt dat eiser in 2017 een asielaanvraag heeft ingediend in Italië, in 2020 in Zwitserland en in 2022 in Frankrijk. De staatssecretaris heeft zich dus terecht tot Frankrijk gewend met het verzoek om terugname op grond van de Dublinverordening.
7.2
Dat Nederland eiser - op basis van diens verklaringen - in Frankrijk heeft geclaimd op basis van het bepaalde artikel 18, eerste lid en onder d, van de Dublinverordening (waaruit volgt dat het verzoek om internationale bescherming is afgewezen), terwijl Frankrijk de claim heeft geaccepteerd op basis van sub b (het verzoek is nog in behandeling), betekent niet dat geen geldig claimakkoord tot stand is gekomen. Eisers stelling dat het claimakkoord niet geldig is, is niet verder onderbouwd.
7.3
De beroepsgrond slaagt niet.
Kan de staatssecretaris uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
8. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten aanzien van Frankrijk niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel omdat er voor circa 40 procent van de asielzoekers (onder wie Dublinclaimanten) geen opvang beschikbaar is. Er is daarom een reële kans dat eiser in Frankrijk terecht komt in een situatie die strijdig is met artikel 3 van het EVRM [5] of artikel 4 van het Handvest. [6] Eiser doet daarom een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het AIDA-rapport [7] over Frankrijk (update 2022) en naar een uitspraak van het Verwaltungsgericht Hannover van 25 juli 2023.
8.1
Het uitgangspunt dat de staatssecretaris ten aanzien van Frankrijk mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is bevestigd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 augustus 2023. [8] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hier in zijn geval niet (langer) van kan worden uitgegaan. Hiervoor geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid zoals omschreven in het arrest Jawo. [9] Op basis van de informatie die eiser heeft overgelegd, komt de rechtbank niet tot het oordeel dat deze drempel is bereikt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de informatie uit het AIDA rapport (update 2022) reeds bij de voormelde Afdelingsuitspraak is betrokken. Bovendien geldt dat ook wanneer eiser na overdracht aan Frankrijk met problemen wordt geconfronteerd, hij daarover in Frankrijk te klagen. Gesteld noch gebleken is dat de Franse autoriteiten een dergelijke klacht niet in behandeling willen nemen dan wel dat klagen anderszins zinloos moet worden geacht.
8.2
Het beroep op de uitspraak van rechtbank in Hannover, Duitsland leidt niet tot een ander oordeel. Daargelaten dat de staatssecretaris terecht heeft opgemerkt dat hij in beginsel niet gebonden is aan het oordeel van de Duitse rechter, was in die zaak sprake van zeer specifieke individuele (medische) omstandigheden die in de zaak van eiser geen rol spelen.
8.3
De beroepsgrond slaagt niet.
Vormt overdracht aan Frankrijk een risico voor eisers gezondheid?
9. Eiser voert tot slot aan dat hij ernstige medische problemen heeft waarvoor hij onder behandeling is. Onder verwijzing naar het arrest C.K. [10] stelt hij dat een overdracht aan Frankrijk een reëel en bewezen risico oplevert van een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn medische situatie. Ter onderbouwing van deze stelling heeft hij screenshots van zijn medicatie, een afschrift van zijn patiëntdossier en enkele afsprakenkaarten overgelegd. De staatssecretaris had hierin aanleiding moeten zien om de behandeling van de asielaanvraag, ondanks de verantwoordelijkheid van Frankrijk, aan zich te trekken.
9.1
Eiser heeft onvoldoende aanknopingspunten naar voren gebracht voor de conclusie dat zijn overdracht in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. Uit door informatie die eiser heeft overgelegd blijkt dat eiser onder meer te maken heeft met slapeloosheid door psychische problemen. De rechtbank is van oordeel dat daaruit niet blijkt dat eiser in een zodanig slechte gezondheid verkeert, dat de voorgenomen overdracht aan Frankrijk op zichzelf reeds een reëel en bewezen risico vormt op een aanzienlijke onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand. Ook is er geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris op die grond, gelet op artikel 17 van de Dublinverordening, de asielaanvraag van eiser onverplicht in behandeling dient te nemen.
9.2
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Het Register beëdigde tolken en vertalers, oftewel Rbtv.
4.Zie ook artikel 8, tweede lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
6.Handvest van de grondenrechten van de Europese Unie.
7.Asylum Information Database.
9.Arrest van het EU Hof van Justitie van 19 maart 2019 in zaak C-163/17.
10.Arrest van het Hof van Justitie van 16 februari 2017 inzake C.K. tegen Slovenië (ECLI:EU:C:2017:127).