ECLI:NL:RBDHA:2023:20495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.34558
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek van eiser met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Boer, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 1 december 2023, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.S. Helmus, wel aanwezig was.

De rechtbank heeft beoordeeld of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep, gezien het feit dat hij op 23 augustus 2023 zelfstandig zijn woonruimte had verlaten en met onbekende bestemming was vertrokken. De staatssecretaris heeft aangegeven geen nieuwe informatie over eiser te hebben en de gemachtigde van eiser heeft op 11 december 2023 laten weten geen contact meer met eiser te hebben. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland.

Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten van eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34558

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. Bij besluit van 27 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.34559, op 1 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. De staatssecretaris heeft via een bericht in het digitale dossier medegedeeld dat eiser op 23 augustus 2023 zelfstandig de woonruimte heeft verlaten. Op zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat hieruit volgt dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
2.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) blijkt dat, als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt, zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit gegaan moet worden dat die vreemdeling geen prijs stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op het verzoek. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [1]
2.2.
Op de zitting heeft de staatssecretaris de rechtbank medegedeeld geen nieuwe informatie te hebben over eiser. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 11 december 2023 laten weten geen contact meer met eiser te hebben. Gelet op deze omstandigheden en de omstandigheid dat eiser ook niet op zitting is verschenen, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. Daarom heeft hij geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.