ECLI:NL:RBDHA:2023:20522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.30377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft toegepast, wat inhoudt dat ervan uitgegaan kan worden dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat Duitsland niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet. De rechtbank wijst erop dat eiser in Duitsland toegang had tot medische zorg en dat zijn stelling dat hij in Duitsland niet de benodigde behandeling heeft gekregen, niet voldoende onderbouwd is.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken. De staatssecretaris heeft terecht opgemerkt dat de Duitse autoriteiten de asielaanvraag van eiser inhoudelijk zullen behandelen en dat eiser de mogelijkheid heeft om zijn asielmotieven kenbaar te maken. De rechtbank concludeert dat de medische omstandigheden van eiser geen reden vormen om af te wijken van de Dublinverordening, aangezien de medische voorzieningen in Duitsland van vergelijkbare kwaliteit zijn als in Nederland.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30377

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 21 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2023, samen met zaaknummer NL23.30378, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 11 augustus 2023 aanvaard.
Mag de staatssecretaris voor Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser stelt dat hij in Nederland onder medische behandeling staat van een psychiater. Eiser heeft de medische hulp die hij nodig had in Duitsland ondanks meerdere verzoeken niet, dan wel onvoldoende, gekregen. Daarom zag eiser zich genoodzaakt om Duitsland te verlaten om te voorkomen dat hij in een onmenselijke en/of vernederende situatie terecht zou komen. Eiser is van mening dat niet van hem kan worden verwacht dat hij hierover klaagt bij de Duitse autoriteiten gelet op zijn psychische gesteldheid. Daarnaast betoogt eiser dat Duitsland zich niet aan artikel 20 van de Procedurerichtlijn houdt en dat daarom sprake is van schending van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Toetsingskader
4.1.
Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er in beginsel van uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is daarom aan eiser om het vermoeden dat Duitsland niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet aan de hand van objectieve aanknopingspunten te weerleggen. Daarbij komt dat wanneer een vreemdeling de structurele tekortkomingen aannemelijk heeft gemaakt, die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid moeten bereiken om te concluderen dat er sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. [2]
Oordeel van de rechtbank
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat ten aanzien van Duitsland mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de staatssecretaris dit in zijn geval niet meer kan. Het betoog dat Duitsland zich tegenover hem niet aan zijn internationale verplichtingen heeft gehouden, heeft eiser niet nader toegelicht of onderbouwd met documenten. Eiser stelt, maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in Duitsland niet de benodigde medische behandeling heeft gehad. Uit de door hem overgelegde stukken kan, anders dan hij stelt, worden afgeleid dat hij tijdens zijn verblijf in Duitsland (wel) onder behandeling van een Duitse psychiater heeft gestaan en medicatie heeft ontvangen voor zijn psychische problemen. Eerst op de zitting heeft eiser gesteld dat zijn behandeling in Duitsland op enig moment is gestopt, maar hij heeft dit niet onderbouwd met documenten. In de eerste plaats staat daarom vast dat eiser in Duitsland toegang had/heeft tot de medische zorg. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn betoog dat hem de toegang tot de medische zorg zou zijn geweigerd. Daarnaast heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat ook in Duitsland de Opvangrichtlijn, Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn van toepassing zijn op de toegang tot de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Voor zover eiser van mening is dat Duitsland zich niet aan de Europese regelgeving houdt, heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat eiser hierover kan klagen bij de Duitse autoriteiten. Er is namelijk niet gebleken dat de autoriteiten in Duitsland eiser niet willen of kunnen helpen of dat de mogelijkheid om te klagen voor eiser niet bestaat. Daarbij heeft eiser zijn stelling, dat hij vanwege zijn psychische problemen niet in staat is om te klagen, geenszins onderbouwd.
4.3.
Ten aanzien van de medische problemen van eiser heeft de staatssecretaris zich ook op het standpunt mogen stellen dat uit de door eiser overgelegde medische stukken niet blijkt dat Nederland het meest geschikte land is om eiser te behandelen of dat in Duitsland niet dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden beschikbaar zijn als in Nederland. Daarnaast kan er een uitwisseling van eisers medische gegevens plaatsvinden tussen Nederland en Duitsland. [3]
4.4.
Eiser betoogt dat de Duitse asielprocedure niet in overeenstemming is met artikel 20 van de Procedurerichtlijn [4] omdat en er in Duitsland geen sprake is van adequate toegang tot de kosteloze rechtsbijstand. In artikel 20, eerste lid van de Procedurerichtlijn is bepaald dat in beroepsprocedures recht op kosteloze rechtsbijstand bestaat. In het derde lid staat dat lidstaten kunnen bepalen dat de kosteloze rechtsbijstand niet wordt aangeboden wanneer het beroep volgens de rechterlijke instantie geen kans van slagen heeft. Eiser heeft gesteld, en evenmin aannemelijk gemaakt, dat het stelsel van rechtsbijstand in Duitsland niet past binnen de kaders die de Procedurerichtlijn biedt. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
4.5.
De staatssecretaris mag voor Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het betoog van eiser slaagt niet.
Had de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling moeten nemen?
5. Eiser betoogt dat hij gezien zijn zwaarwegende persoonlijke feiten en omstandigheden dient te worden toegelaten tot de Nederlandse asielprocedure. Eiser heeft psychische problemen waarvoor hij in Nederland wordt behandelt. Hij verblijft al geruime tijd in Europa zonder uitzicht op een veilig en stabiel leven en in zijn land van herkomst is hij niet veilig. De staatssecretaris heeft in deze omstandigheden ten onrechte geen aanleiding gezien om de aanvraag onverplicht aan zich te trekken.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris geen aanleiding hoeven zien om de aanvraag van eiser met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken vanwege bijzondere individuele omstandigheden. Allereerst heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet heeft onderbouwd dat er sprake is van dergelijke omstandigheden. De staatssecretaris heeft in dit verband terecht opgemerkt dat de Duitse autoriteiten door middel van het claimakkoord garanderen dat zij de asielaanvraag van eiser inhoudelijk zullen behandelen. Dit betekent dat eiser de gelegenheid krijgt om zijn asielmotieven kenbaar te maken en niet direct, zonder beoordeling daarvan, wordt teruggestuurd naar zijn land van herkomst. Daarnaast kan eiser bij een eventuele afwijzing van zijn asielverzoek daarover procederen bij de Duitse instanties. De psychische omstandigheden van eiser maken evenmin dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser onverplicht aan zich moet trekken. De staatssecretaris heeft zich in redelijkheid ook op het standpunt mogen stellen dat de medische omstandigheden hiertoe ook geen aanleiding vormen omdat de medische voorzieningen in Duitsland van vergelijkbare kwaliteit zijn als in Nederland en dat deze voorzieningen ook ter beschikking staan van de Dublinclaimanten. Ter zitting is daaraan terecht toegevoegd dat eiser die zorg ook daadwerkelijk heeft gehad tijdens zijn eerdere verblijf in Duitsland. De rechtbank voegt daar aan toe dat, gelet op het voorgaande, niet valt in te zien waarom eiser, als hij terugkeert naar Duitsland, anders dan voorheen geen medicatie zal krijgen. Deze vrees van eiser is niet onderbouwd. Om die reden valt dan ook niet in te zien waarom eiser zou ‘afglijden’. De staatssecretaris heeft deugdelijk gemotiveerd dat de door eiser geschetste omstandigheden niet maken dat de overdracht naar Duitsland van onevenredige hardheid getuigt. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Het arrest Jawo, ECLI:EU:C:2019:218, punten 91-93.
3.Op grond van artikel 32 van de Dublinverordening.
4.In de gronden noemt eiser artikel 19 van de Dublinverordening maar ter zitting is gebleken dat dit een verschrijving is.