ECLI:NL:RBDHA:2023:2054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
22-2866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een naturalisatieverzoek wegens onvoldoende vastgestelde identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een naturalisatieverzoek had ingediend, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het verzoek om naturalisatie werd afgewezen omdat de identiteit en nationaliteit van de eiser onvoldoende vaststonden. De eiser, die sinds 1998 in Nederland woont, had zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn verzoek ingediend, maar dit werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 17 februari 2023 was de eiser niet aanwezig, maar vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

De rechtbank overwoog dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. De eiser had een beroep gedaan op bewijsnood, maar dit werd niet gehonoreerd. De rechtbank stelde vast dat de indiener van een naturalisatieverzoek verplicht is om gegevens te verstrekken over zijn geslachtsnaam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit. De rechtbank oordeelde dat de stukken die de eiser kort voor de zitting had ingediend, te laat waren, maar besloot deze toch toe te laten vanwege hun beperkte omvang en het belang voor de eiser.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de argumenten van de eiser niet voldoende waren om de afwijzing van het verzoek te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2866

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigden: mr. R.W. baron de Vos van Steenwijk en D. Vogelaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. el Hajoui).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om naturalisatie van eiser afgewezen.
Bij besluit van 22 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting was op 17 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding. Eiser was hierbij niet aanwezig, hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat heeft verweerder besloten?
1. Verweerder heeft het verzoek om naturalisatie van eiser afgewezen. De reden hiervoor is dat zijn identiteit en nationaliteit onvoldoende vast zouden staan. Verweerder heeft het beroep van eiser op bewijsnood niet gehonoreerd.
Wat vindt eiser in beroep?
2. In het beroepschrift is in de eerste plaats namens eiser verzocht zijn bezwaargronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Daarnaast is in het beroepschrift namens eiser aangevoerd dat hij sinds 1998 in Nederland woont en altijd door middel van loondienst in zijn eigen levensonderhoud heeft voorzien. Tot slot is namens eiser op 13 februari 2023 een brief aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 21 december 2022 overgelegd, waarbij een kopie van zijn vreemdelingenpaspoort en een nationaliteitsverklaring van de Iraakse ambassade te Den Haag van 8 december 2022 zijn overgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De stukken die eiser op 13 februari 2023 heeft ingediend, zijn minder dan 10 dagen voor de zitting ingediend en daarom te laat. [1] De rechtbank volgt verweerder in zijn redenatie dat niet valt in te zien waarom deze stukken niet eerder ingediend konden worden, gelet op het feit dat ze zijn gedagtekend op 21 december 2022 respectievelijk 8 december 2022. De rechtbank zal deze stukken desondanks toelaten, gelet op de beperkte omvang van deze stukken (3 pagina’s in totaal) en het belang dat eiser heeft bij een inhoudelijk beoordeling van deze stukken door de rechtbank.
4. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de indiener van een naturalisatieverzoek, voorzoveel mogelijk, verplicht is gegevens te verstrekken omtrent zijn geslachtsnaam en voornaam, zijn geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland en zijn nationaliteit. [2] Verweerder verlangt in dit kader dat de identiteit en nationaliteit worden aangetoond door middel van een gelegaliseerde geboorteakte en een geldig reisdocument, tenzij de indiener aan kan tonen dat hij in bewijsnood verkeert. [3]
5. Namens eiser is ter zitting betoogd dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat zijn identiteit en nationaliteit onvoldoende vaststaan danwel dat verweerder ten onrechte het beroep van eiser op bewijsnood niet heeft gehonoreerd. Namens eiser is toegelicht dat in zijn vreemdelingenpaspoort vermeld is dat het hem niet is toegestaan af te reizen naar Irak en dat het daarom voor hem niet mogelijk is de door verweerder verlangde documentatie te verzamelen. Verweerder zou daarom aan de hand van de nationaliteitsverklaring de identiteit en nationaliteit van eiser vast kunnen stellen. Dit is namens eiser aan verweerder voorgelegd bij de brief van 21 december 2022. De gemachtigde van verweerder, die geen kennis had van de brief van 21 december 2022 omdat deze niet tijdig bij de rechtbank was ingediend, heeft tijdens de zitting de werksystemen van de IND geraadpleegd en geconstateerd dat deze brief is beantwoord bij brief van 19 januari 2023. De rechtbank heeft ook deze brief toegelaten. In deze brief is aan een van de gemachtigden van eiser toegelicht dat de aantekening in het vreemdelingenpaspoort inhoudt dat Nederland met de afgifte van het vreemdelingenpaspoort niet het recht van een ander land doorkruist om een paspoort aan de eigen onderdaan uit te geven en dus, anders dan namens eiser ter zitting is gesteld, geen verbod inhoudt om naar het betreffende land af te reizen. Daarnaast is in de brief aan de gemachtigde gemotiveerd uitgelegd dat een nationaliteitsverklaring onvoldoende is om de identiteit van eiser vast te stellen. Het betoog dat namens eiser is gevoerd, slaagt niet.
6. De rechtbank ziet voor het overige in hetgeen namens eiser in beroep is aangevoerd, voor zover dit een herhaling betreft van dat wat al in bezwaar naar voren is gebracht en waarop verweerder in het bestreden besluit al gemotiveerd is ingegaan, geen aanleiding voor een ander oordeel nu in zoverre niet namens eiser is aangegeven wat er niet juist is aan de motivering van het bestreden besluit.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 31, eerste lid, Besluit verkrijging en verlies van Nederlanderschap (Bvvn).
3.Artikel 31, vijfde lid, van het Bvvn.