ECLI:NL:RBDHA:2023:20548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.29189
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Verzoeker heeft op 14 september 2023 voor de tweede keer beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 2 januari 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 22 november 2023 de asielaanvraag ingewilligd, wat leidde tot een verzoek van verzoeker om vergoeding van proceskosten. De staatssecretaris heeft echter niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en hen gevraagd of zij het daarmee eens waren. Aangezien er geen verzoek om een zitting is ingediend, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank interpreteerde de brief van verzoeker van 24 november 2023 als een intrekking van het beroep, waarbij verzoeker om proceskostenvergoeding vroeg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en dat deze de aanvraag heeft ingewilligd, waardoor de staatssecretaris geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29189

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 14 september 2023 voor de tweede keer beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 2 januari 2022.
Bij besluit van 22 november 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
Verzoeker heeft bij brief van 24 november 2023 de rechtbank verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris heeft niet op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2. De rechtbank begrijpt de brief van 24 november 2023 van (de gemachtigde van) eiser aldus dat hij het beroep intrekt. In die brief heeft eiser de rechtbank verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten in de procedure niet tijdig beslissen.
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Nu de staatssecretaris niet binnen de daarvoor geldende termijn een besluit op de aanvraag van verzoeker heeft genomen en deze aanvraag hangende een tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is de staatssecretaris geheel aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen.
5. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 837,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt.