ECLI:NL:RBDHA:2023:20577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/09/651359 / KG ZA 23-649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van onroerende zaak door krakers onder brug

In deze zaak heeft de Provincie Zuid-Holland een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, die zich zonder recht of titel in een onroerende zaak onder een brug bevonden. De Provincie, eigenaar van het perceel, vorderde ontruiming van de onroerende zaak, die niet geschikt is voor bewoning en waar asbest is aangetroffen. De Provincie heeft een spoedeisend belang bij de ontruiming, omdat zij voornemens is de onroerende zaak te saneren en te slopen. De gedaagden, die zich beroepen op hun huisrecht en het gebrek aan betaalbare woonruimte, hebben verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de Provincie zwaarder wegen. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en gedaagden veroordeeld om de onroerende zaak binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/651359 / KG ZA 23-649
Vonnis in kort geding van 16 augustus 2023
in de zaak van
DE PROVINCIE ZUID HOLLANDte Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. D.C.M. Wijnen te Den Haag,
tegen:
Zij die verblijven of wonen in de gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan, staande en gelegen aan de [adres], zijnde deze anderen dan gebruikers die krachtens een persoonlijk of zakelijk recht in voormelde onroerende zaak of een gedeelte daarvan wonen of verblijven en van wie de namen en woonplaatsen niet bekend zijn,
gedaagden,
van wie zijn verschenen:
[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
advocaat mr. J. van Lunen te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de Provincie’ en ‘gedaagden’. De verschenen gedaagden worden hierna tezamen aangeduid als ‘ [gedaagde 1 c.s.] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1 c.s.] met producties;
- de op 9 augustus 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de Provincie en [gedaagde 1 c.s.] pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De Provincie is de eigenaar van een perceel grond met bedrijfsruimte, gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend [Gemeente] , [sectieletter] , [nummer 1] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak is gelegen onder de [Brug] , een kunstwerk dat ook eigendom is van de Provincie. De onroerende zaak is gesplitst in vijf verschillende ruimtes, genummerd [ruimte I] , [ruimte II] , [ruimte III] , [ruimte IV] en [ruimte V] .
2.2.
De ruimtes in de onroerende zaak zijn in het verleden verhuurd geweest aan derden. Op dit moment is geen van de ruimtes meer verhuurd.
2.3.
De door de Provincie op 21 december 2022 gedane sloopmelding voor de onroerende zaak is door de [Gemeente] goedgekeurd.
2.4.
Op 28 mei 2023 heeft het bedrijf dat de onroerende zaak beveiligt aan de Provincie gemeld dat zij krakers in de onroerende zaak hebben waargenomen. Een vertegenwoordiger van de Provincie, die daarop naar de onroerende zaak is gegaan, heeft daar twee personen gesproken, die zich hebben voorgesteld als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Zij hebben desgevraagd verklaard de geplaatste bouwhekken gedeeltelijk te hebben verwijderd. Zij hebben desgevraagd geweigerd om de onroerende zaak te verlaten. Zij hebben aan de vertegenwoordiger van de Provincie een flyer overhandigd, waarin onder meer staat vermeld dat zij het pand in gebruik hebben genomen, met zorg voor het pand en de grootste voorzichtigheid omtrent de veiligheid, en dat zij zo nodig ruimte zullen maken voor onderhoud aan de brug. Ook staat hierin vermeld dat zij van de onroerende zaak een plek willen maken om te wonen, experimenteren, samen te komen en te organiseren, met daarbij een toelichting omtrent de woningmarkt in Nederland.
2.5.
De Provincie heeft op 1 juni 2023 bij de politie aangifte gedaan van huisvredebreuk.
2.6.
Bij brief van 10 juli 2023 heeft de Provincie aan gedaagden bericht dat het onrechtmatig gebruik van de onroerende zaak op de kortst mogelijke termijn dient te worden gestaakt, omdat de locatie niet geschikt is voor bewoning en op zeer korte termijn zal worden gesloopt. Dit wordt in de brief nog nader toegelicht. De Provincie verzoekt gedaagden, en sommeert hen voor zover nodig, om de ruimtes uiterlijk op 17 juli 2023 te verlaten en leeg en ontruimd ter beschikking van de Provincie te stellen en om iedere vorm van open vuur per omgaand te staken en geen werkzaamheden uit te voeren die tot verspreiding van de aanwezige asbest kunnen leiden.
2.7.
[gedaagde 1 c.s.] verblijven op dit moment nog in de onroerende zaak.

3.Het geschil

3.1.
De Provincie vordert, na eisvermindering ter zitting, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagden te veroordelen om de door hen bewoonde c.q. bij hen in gebruik zijnde onroerende zaak binnen 48 uur na het wijzen van dit vonnis, dan wel binnen een andere termijn, te ontruimen en niet opnieuw in gebruik te nemen of te geven, zulks met al het hunne en al degenen die zich hunnentwege daarin mochten bevinden daaronder begrepen;
2. te bepalen dat dit vonnis tot één jaar dan wel een door de rechtbank te bepalen termijn ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging zonder recht of titel in de onroerende zaak bevindt of dit betreedt met als doel in de onroerende zaak te verblijven/wonen en telkens wanneer zich dit voordoet;
met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten op de wijze zoals nader in de dagvaarding omschreven.
3.2.
Daartoe voert de Provincie – samengevat – het volgende aan. Gedaagden handelen onrechtmatig jegens de Provincie door inbreuk te maken op haar eigendomsrecht. De Provincie is voornemens de onroerende zaak te saneren en slopen en deze daarna open en vrij van activiteiten te houden ten behoeve van de instandhouding en de functie van de brug en om de mogelijkheid te hebben tot uitvoering van herstelwerkzaamheden. De Provincie heeft een spoedeisend belang bij ontruiming, omdat zij op de kortst mogelijke termijn tot de sanering en sloop wil overgaan, omdat de huidige situatie onveilig is voor zowel de personen die daar verblijven als het verkeer dat van de brug gebruik maakt. Dit klemt temeer nu er asbest in de onroerende zaak is aangetroffen. Als er brand zou uitbreken, wat gelet op de huidige omstandigheden en de wijze waarop de onroerende zaak nu door gedaagden wordt gebruikt een reëel risico is, kan dat tot ernstige gevolgen leiden.
3.3.
[gedaagde 1 c.s.] voeren verweer. Zij beroepen zich onder meer op bescherming van het huisrecht dat hen toekomt en stellen een zwaarwegend belang te hebben bij het kunnen blijven verblijven in de onroerende zaak. Zij wijzen in dit verband op het gebrek aan voldoende betaalbare woonruimte ter plaatse. [gedaagde 1 c.s.] hebben voorts toegelicht dat en waarom er volgens hen aan de zijde van de Provincie geen sprake is van een spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming. Gedaagden betwisten ook dat er sprake is van een gevaarlijke situatie. Het verweer van [gedaagde 1] zal hierna, voor zover nodig, nader worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

De vorderingen gericht tegen de niet verschenen gedaagden
4.1.
[gedaagde 1 c.s.] hebben ter zitting desgevraagd naar het aantal bewoners van de onroerende zaak verklaard dat daar ook andere personen hebben gewoond, maar dat zij op dit moment de enige bewoners zijn en dat nu niet het plan is dat er meer bewoners komen wonen. Nu het aantal personen dat in de onroerende zaak verblijft kennelijk (heeft) (ge)varieer(d)t, de voorzieningenrechter niet kan vaststellen wie daar nu verblijven en van de Provincie niet gevergd kan worden dat zij het risico loopt een nieuwe ontruimingsprocedure te moeten starten als blijkt dat er toch andere personen in het pand verblijven, gaat de voorzieningenrechter er in dit geding vanuit dat er mogelijk ook andere bewoners van de onroerende zaak zijn. Zij zijn behoorlijk opgeroepen tegen de terechtzitting. Voor zover [gedaagde 1 c.s.] dat betwisten, gaat de voorzieningenrechter daaraan voorbij. Die andere bewoners zijn niet op de mondelinge behandeling verschenen. Tegen hen zal verstek worden verleend. De vorderingen tegen de andere bewoners komen de voorzieningenrechter onrechtmatig noch ongegrond voor en deze worden daarom – op de wijze zoals hierna vermeld – toegewezen.
De vorderingen gericht tegen [gedaagde 1 c.s.]
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat vast staat dat de Provincie de eigenaar is van de onroerende zaak en dat [gedaagde 1 c.s.] daar zonder recht of titel verblijven. Hiermee staat ook vast dat [gedaagde 1 c.s.] zich schuldig maken aan overtreding van artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht dat – samengevat – kraken als misdrijf strafbaar stelt en dat [gedaagde 1 c.s.] dus onrechtmatig jegens de Provincie handelen. Daaruit vloeit voort dat de vordering tot ontruiming in beginsel toewijsbaar is, tenzij de Provincie daar geen spoedeisend belang bij heeft. Indien sprake is van spoedeisend belang moet bovendien nog worden beoordeeld of ontruiming op korte termijn de belangen van [gedaagde 1 c.s.] . op onevenredige wijze zou schaden in verhouding tot de belangen van de Provincie. Krakers hebben in het algemeen een huisrecht als zij in een pand huiselijke activiteiten hebben verricht, zoals bijvoorbeeld overnachten, de maaltijden bereiden en nuttigen, persoonlijke verzorging, opbergen van persoonlijke bezittingen, rusten en zich vermaken. Verder geldt als uitgangspunt dat ontruiming niet tot ongerechtvaardigde leegstand mag leiden.
4.3.
De Provincie heeft gemotiveerd toegelicht dat en waarom zij het onroerend goed gaat saneren en slopen en waarom het van belang is dat daarna onder de brug een open lege ruimte komt, waar geen activiteiten meer plaatsvinden. Zij heeft daartoe verwezen naar het belang bij instandhouding en de functie van de brug en de veiligheid van het verkeer dat van de brug gebruik maakt. Gedaagden betwisten weliswaar de noodzaak hiertoe en zouden graag zien dat de Provincie hierin andere keuzes maakt, maar de Provincie is als eigenaar van het onroerend goed gerechtigd om deze beslissing te nemen. De Provincie heeft, onder verwijzing naar een overgelegd projectplan, onweersproken gesteld dat zij een aannemer heeft gevonden die op 24 augustus 2023 kan starten met de sanering en sloop van het onroerend goed. Het spoedeisend belang van de Provincie is daarmee gegeven. Hiermee is ook duidelijk dat de ontruiming niet zal leiden tot ongerechtvaardigde leegstand. Na de sloop blijft er geen afsluitbare ruimte meer over, maar slechts een open terrein, dat niet als woonruimte kan worden aangemerkt.
4.4.
In het kader van de te maken belangenafweging acht de voorzieningenrechter van belang dat de onroerende zaak niet alleen niet geschikt is voor bewoning, maar dat er op dit moment zelfs sprake is van gevaar voor de gezondheid van de personen die in de onroerende zaak verblijven. Tegenover de door de Provincie overgelegde rapportage Asbestinventarisatie waarmee dit wordt onderbouwd, acht de voorzieningenrechter de door [gedaagde 1 c.s.] overgelegde verklaring van de heer [Naam] en het door hem opgestelde beheersplan onvoldoende overtuigend om aan te nemen dat van enig risico geen sprake is. [Naam] stelt werkzaam te zijn als asbestsaneerder en niet is gebleken dat hij beschikt over deskundigheid op het gebied van het uitvoeren van asbestinventarisaties en het doen van onderzoek op dat gebied. Dit maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter al dat een belangenafweging uitvalt in het nadeel van [gedaagde 1 c.s.] die in de onroerende zaak willen verblijven. [gedaagde 1 c.s.] stellen zich weliswaar op het standpunt dat zij zelf afdoende maatregelen hebben getroffen tegen het gevaar, maar daar kan de voorzieningenrechter niet van uitgaan. De voorzieningenrechter tekent daarbij aan dat in geval van de aanwezigheid van asbest en de daarmee gepaard gaande gezondheidsrisico’s geen enkel risico mag worden genomen. De voorzieningenrechter ziet de handelwijze van de Provincie, die geen enkel verblijf wenst te gedogen, mede in dat licht.
4.5.
Dat er een groot tekort is aan woningen, waar [gedaagde 1 c.s.] op hebben gewezen, staat vast. [gedaagde 1 c.s.] hebben echter geen concrete bijkomende omstandigheden aangevoerd die hun belang bij voortzetting van hun verblijf in de onroerende zaak nader onderbouwen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter er acht op geslagen dat [gedaagde 1 c.s.] nog niet lang verblijven in de onroerende zaak en dat zij er door de Provincie meteen vanaf de start van hun verblijf en ook daarna nog regelmatig op zijn gewezen dat zij daar niet kunnen blijven. [gedaagde 1 c.s.] hebben voorts niet weersproken dat zij caravans en/of campers tot hun beschikking hebben. De Provincie heeft er op gewezen dat [gedaagde 1 c.s.] deze ook naar legale locaties kunnen verplaatsen en daar dan kunnen verblijven. Dat is onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dit biedt wellicht geen permanente oplossing, maar dat biedt het onrechtmatige verblijf van [gedaagde 1 c.s.] in de onroerende zaak ook niet. De stellingen die [gedaagde 1 c.s.] over de woningnood hebben ingenomen, kunnen dan ook niet tot de conclusie leiden dat hun belang om de onroerende zaak te kunnen blijven bewonen zwaarder weegt dan het belang van de Provincie bij ontruiming.
Conclusie en proceskostenveroordeling
4.6.
Al het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering sub 1 in dit kort geding toewijsbaar is als na te melden. De voorzieningenrechter zal daarbij een ontruimingstermijn hanteren van drie dagen na betekening van dit vonnis overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
4.7.
De Provincie heeft ter onderbouwing van de vordering sub 2 gesteld dat zij deze vordering zekerheidshalve heeft ingesteld, zodat zij eventuele krakers ook na de sanering en sloop van de onroerende zaak kan laten verwijderen. De voorzieningenrechter zal deze vordering toewijzen, gelet op de uitkomst van de belangenafweging in dit vonnis en ook gelet op het door [gedaagde 1 c.s.] in dit geding ingenomen standpunt dat ook bij een “terrein” sprake kan zijn van huisrecht. Van de Provincie kan niet worden gevergd dat zij binnen een jaar weer een ontruimingsprocedure ten aanzien van de onroerende zaak moet voeren.
4.8.
Gedaagden zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten die in dit geval afzonderlijk zijn gevorderd. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend. De proceskosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. Bij gebreke van tijdige betaling zijn gedaagden de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden;
5.2.
veroordeelt gedaagden om de onroerende zaak aan de [adres] , kadastraal bekend [Gemeente] , [sectieletter] , [nummer 1] , binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en niet opnieuw in gebruik te nemen of te geven, zulks met al het hunne en al degenen die zich hunnentwege daarin mochten bevinden daaronder begrepen;
5.3.
bepaalt dat dit vonnis tot één jaar na de datum van dit vonnis ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging zonder recht of titel in de onroerende zaak bevindt of deze betreedt met als doel in de onroerende zaak te verblijven/wonen en telkens wanneer zich dit voordoet;
5.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan de Provincie te betalen, tot dusverre aan de zijde van de Provincie begroot op € 1.862,32, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat, € 676,-- aan griffierecht en € 106,73 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw, en € 0,59 aan verschotten, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.8, en bepaalt dat gedaagden bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn, op de wijze zoals onder 4.8 vermeld;
5.5.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.
ts