ECLI:NL:RBDHA:2023:20582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
AWB 23/2420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visum kort verblijf voor Iraakse eiseres met familie in Nederland

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Iraakse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken op 3 januari 2022, en het bezwaar daartegen werd op 23 februari 2023 eveneens afgewezen. Eiseres heeft op 28 september 2023 haar beroep ter zitting toegelicht, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. L. Leenders. De minister werd vertegenwoordigd door mr. Y. Verheugd en een andere gemachtigde.

Eiseres heeft aangevoerd dat zij sterke sociale en economische binding heeft met Irak, waar zij haar hele leven heeft gewoond en waar haar familie woont. Ze stelt dat haar aanvraag onterecht is afgewezen, omdat zij geld verdient en een pensioen ontvangt. Daarnaast heeft zij gewezen op een eerdere toezegging van de minister met betrekking tot het visum van haar dochter. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij het voornemen heeft om Nederland tijdig te verlaten. De rechtbank benadrukt dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat er geen redelijke twijfel bestaat over haar verblijfsdoel.

De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid heeft kunnen twijfelen aan het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten tijdig te verlaten, mede gezien het feit dat haar zoon al in Nederland is en een asielaanvraag heeft ingediend. De rechtbank wijst ook de claim van eiseres over schending van de hoorplicht af, omdat er geen bewijs is dat de hoorplicht daadwerkelijk is geschonden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de visumaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/2420

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. L. Leenders),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Verheugd).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een visum kort verblijf.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 januari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2023 op zitting behandeld. Referent was aanwezig en de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor verweerder was ook mr. [naam 1] aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1967 en heeft de Iraakse nationaliteit. Zij heeft een aanvraag voor een visum voor kort verblijf ingediend, met als doel familiebezoek bij de heer [naam 2] (referent), haar gestelde zoon.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond en er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres het grondgebied van de lidstaten te verlaten. [1]
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Eiseres heeft sterke sociale binding met Irak, waar zij haar hele leven heeft gewoond en waar familieleden van eiseres wonen. De economische binding van eiseres wordt afgeleid uit het inkomen van haar kinderen. Verweerder heeft onterecht de situatie van haar zoon meegewogen. Ter zitting voert eiseres aan dat zij geld verdient en een pensioen ontvangt. Ook wijst zij op de visumzaak van haar dochter, waarin door verweerder een toezegging is gedaan dat het visum verleend zou worden. [2] Daarnaast heeft verweerder de hoorplicht geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat bij het onderzoek of een van de weigeringsgronden van de Visumcode kan worden tegengeworpen, aan verweerder een zekere beoordelingsruimte toekomt en dat het op de weg van eiseres ligt om aannemelijk te maken dat er geen redelijke twijfel bestaat over het verblijfsdoel en het voornemen Nederland vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum te verlaten. [3]
Twijfel aan het voornemen tot het tijdig verlaten van het grondgebied van de lidstaten
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om tijdig het grondgebied van de lidstaten te verlaten. Eiseres stelt dat het doel van haar voorgenomen verblijf familiebezoek bij haar zoon (referent) is. Eiseres heeft echter de vragenlijst van verweerder waarin haar situatie kan worden toegelicht, pas in beroep overgelegd en heeft daarbij geen stukken ingebracht waaruit de familierechtelijke relatie kan worden afgeleid. Nu deze vragenlijst pas in beroep is ingebracht, heeft verweerder deze niet bij het bestreden besluit kunnen betrekken.
Eiseres wilde met een gestelde zoon naar Nederland reizen. Deze zoon is inmiddels ingereisd en heeft op 5 december 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Ook een andere zoon van eiseres verblijft in Nederland met een asielstatus. Verweerder heeft deze omstandigheden relevant mogen achten voor de beoordeling van het voornemen van eiseres om tijdig het grondgebied te verlaten. Het betoog van eiseres dat de aanvraag hiermee niet op zijn eigen merites zou zijn beoordeeld, wordt door de rechtbank niet gevolgd.
Daarbij heeft verweerder in deze beoordeling mogen betrekken dat niet is gebleken van een sterkte sociale of economische binding van eiseres met haar land van herkomst. Zo stelt eiseres dat zij (klein-)kinderen in Irak heeft wonen, maar heeft zij hiervoor niet de dagelijkse zorg. Daarbij heeft eiseres ook meerdere (klein-)kinderen in Europa wonen. Ook heeft verweerder kunnen stellen dat onvoldoende is gebleken dat eiseres een economische binding heeft met Irak. Zo heeft eiseres in haar beroepsgronden nog gesteld dat verweerder niet van een vrouw uit deze cultuur en van deze leeftijd kan verwachten dat zij werkzaamheden verricht waaruit zij inkomsten verkrijgt en dat het kenmerkend is voor vrouwen van Iraakse afkomst dat zij door de kinderen of hun echtgenoot worden onderhouden. Ook in haar verzoek tot vrijstelling griffierecht heeft eiseres nog gesteld dat zij geen inkomsten heeft en niet over vermogen beschikt. Echter in de door eiseres pas in beroep ingevulde vragenlijst en ter zitting is gesteld dat eiseres wel werkt als zelfstandige en daar inkomsten uit verkrijgt. Nu deze vragenlijst niet eerder is ingebracht, kan deze niet worden meegenomen in de beoordeling van het bestreden besluit. Daarbij merkt de rechtbank op dat ook deze werkzaamheden als zelfstandige niet met stukken zijn onderbouwd.
Schending hoorplicht
8. Het standpunt van eiseres dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden, volgt de rechtbank niet. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftprocedure en dat de vreemdeling in beginsel wordt gehoord. [4] Verweerder mag slechts van horen afzien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden in bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [5] De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gezien de gronden die eiseres in de bezwaarfase heeft aangevoerd en het gebrek aan bewijsstukken in de bezwaarfase waaronder de niet ingevulde vragenlijst, zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat van dergelijke twijfel geen sprake was.
9. Dat verweerder in de visumzaak van de dochter van eiseres zou hebben toegezegd dat aan eiseres een visum verleend zou worden is pas voor het eerst naar voren gebracht ter zitting en niet onderbouwd met stukken. Deze beroepsgrond kan dan ook niet slagen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op het voorgaande, in redelijkheid de visumaanvraag van eiseres op grond van de Visumcode mogen afwijzen.
Wat is de conclusie?
11. Het beroep is ongegrond.
12. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr.T. Verschoor, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, onder II en aanhef en onder b, van de Visumcode.
2.De zaak is behandeld door de rechtbank Den Haag op 11 april 2023, waarin het beroep gegrond is verklaard vanwege een schending van de hoorplicht, zaaknummer: NL22.14437.
3.Zie onder meer het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013, ECLI:EU:C:862.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
5.Artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).