ECLI:NL:RBDHA:2023:20601

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
23 december 2023
Zaaknummer
NL23.39427
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake feitelijke uitzetting van verzoeker naar Turkije na strafonderbreking

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Nederland gedetineerd is, had bezwaar gemaakt tegen zijn voorgenomen uitzetting naar het Verenigd Koninkrijk, gepland op 2 januari 2024. Hij verzocht de voorzieningenrechter om te regelen dat hij in plaats daarvan naar Turkije kan vertrekken, waar hij een geldig paspoort voor heeft en geen visum nodig heeft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder besloten dat verzoeker op 2 januari 2024 zou worden uitgezet naar het Verenigd Koninkrijk, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen belemmeringen zijn voor vertrek naar Turkije. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening toe en droeg de staatssecretaris op om te regelen dat de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) het vertrek van verzoeker naar Turkije faciliteert. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van het dictum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39427

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.J. Schüller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Inleiding

1. De staatssecretaris heeft verzoeker op 12 december 2023 kenbaar gemaakt dat hij op 2 januari 2024 om [tijd] uur per vliegtuig (vluchtnummer [vluchtnummer] ) zal worden uitgezet naar het Verenigd Koninkrijk.
1.1.
Verzoeker heeft op 14 december 2023 bezwaar gemaakt tegen zijn voorgenomen feitelijke uitzetting naar het Verenigd Koninkrijk en de voorzieningenrechter verzocht om het verzoek om een voorlopige voorziening met spoed te behandelen.
1.2.
Verzoeker heeft (aanvullende) gronden van zijn verzoek ingediend.
1.3.
De staatssecretaris heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek. Verzoeker heeft daarop een reactie ingediend.
1.4.
Met een beslissing van 6 december 2023 is besloten dat op basis van de verblijfsstatus en onherroepelijke veroordeling verzoeker, die in [plaats] gedetineerd is, vanaf 2 januari 2024 in aanmerking komt voor strafonderbreking, die ingaat op het moment dat hij Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 december 2023 via een digitale beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat de overdracht van verzoeker naar het Verenigd Koninkrijk gepland staat op 2 januari 2024 om [tijd] uur.
4. Het bezwaar van verzoeker is gericht tegen de feitelijke uitzetting, een handeling van de staatssecretaris die op grond van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 met een besluit gelijk is gesteld.
5. De gemachtigde van verzoeker heeft op de zitting aangegeven dat hij met het verzoek wil bereiken dat de staatssecretaris ervoor zorgt dat de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) na de strafonderbreking op 2 januari 2024 het vertrek van verzoeker naar Turkije faciliteert. Hij heeft er daarbij op gewezen dat verzoeker in het bezit is van een geldig paspoort en geen visum nodig heeft om toegang te krijgen tot Turkije. De familie van verzoeker kan een vliegticket kopen, waarmee hij aansluitend na de strafonderbreking, op 2 januari 2024, direct met het vliegtuig kan vertrekken naar [stad] , Turkije. De gemachtigde van verzoeker heeft aangegeven dat DT&V dat dient te faciliteren. In feite gaat het alleen erom dat verzoeker op Schiphol bij een andere gate wordt afgeleverd. Hij heeft er nog op gewezen dat met het vertrek van verzoeker naar Turkije, is voldaan aan de terugkeerverplichting die uit het eerdere terugkeerbesluit volgt.
6. De staatssecretaris heeft op de zitting aangegeven dat de wettelijke grondslag voor de uitzetting van verzoeker het terugkeerbesluit is en dat daaruit volgt dat verzoeker gedwongen dient te worden uitgezet naar het Verenigd Koninkrijk omdat hij een onderdaan is van dat land. Er zijn volgens de staatssecretaris geen mogelijkheden voor het regelen van vertrek van verzoeker naar Turkije. Daarbij heeft de staatssecretaris erop gewezen dat verzoeker geen band heeft met Turkije en geen onderdaan is van dat land. Verder heeft de staatssecretaris aangegeven dat DT&V al een ticket heeft gekocht voor het vertrek van verzoeker naar het Verenigd Koninkrijk. Met de uitzetting van verzoeker naar het Verenigd Koninkrijk wordt volgens de staatssecretaris voldaan aan het terugkeerbesluit.
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het vertrek van verzoeker onderdeel uitmaakt van de strafonderbreking vanaf 2 januari 2024. Aan die strafonderbreking is de voorwaarde verbonden dat verzoeker vertrekt en niet naar Nederland terugkeert. Partijen zijn het erover eens dat verzoeker uit Nederland moet vertrekken en dat DT&V het vertrek van verzoeker dient te faciliteren. Het gaat er alleen nog om naar welk land hij dient te worden uitgezet. Verzoeker wil graag naar Turkije, waar zijn broer verblijft en de staatssecretaris is van plan verzoeker op 2 januari 2024 met het vliegtuig uit te zetten naar het Verenigd Koninkrijk. De voorzieningenrechter ziet geen belemmering dat verzoeker na zijn strafonderbreking op 2 januari 2024 met het vliegtuig naar Turkije vertrekt en dat DT&V dit in samenwerking met verzoeker en zijn gemachtigde faciliteert.
8. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat verzoeker een geldig paspoort heeft en zonder visum toegang heeft tot Turkije. De staatssecretaris heeft dat niet weersproken. Bij het voorgaande komt dat de familie van verzoeker een vliegticket wil kopen voor zijn vertrek met het vliegtuig naar Turkije. Met het vertrek van verzoeker op 2 januari 2024 met het vliegtuig naar Turkije, is voldaan aan de vertrekverplichting uit het terugkeerbesluit. Bovendien is daarmee voldaan aan de voorwaarde die aan de strafonderbreking is verbonden, namelijk dat deze pas ingaat op het moment dat verzoeker Nederland daadwerkelijk heeft verlaten. Dit alles maakt dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De toewijzing houdt in dat de staatssecretaris wordt opgedragen om onverwijld te regelen dat DT&V faciliteert dat verzoeker rechtstreeks vanuit de strafonderbreking, in samenwerking met verzoeker en zijn gemachtigde, op 2 januari 2024 naar Turkije vertrekt.
9. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op
€ 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de digitale zitting, met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- draagt de staatssecretaris op om onverwijld te regelen dat DT&V faciliteert dat verzoeker rechtstreeks vanuit de strafonderbreking, in samenwerking met verzoeker en zijn gemachtigde, op 2 januari 2024 naar Turkije vertrekt;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch doorgegeven aan de gemachtigde van verzoeker en aan de gemachtigde van de staatssecretaris op vrijdag 22 december 2023 om 10:49 uur, en ook per e-mail verstuurd.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.