ECLI:NL:RBDHA:2023:20670

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
NL23.15321
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging verblijf als Unieburger en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft eiseres op 23 mei 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 14 oktober 2022 haar verblijf als Unieburger heeft beëindigd. De staatssecretaris heeft op 26 april 2023 het bezwaar van eiseres afgewezen, maar heeft op 11 december 2023 het bestreden besluit ingetrokken. Eiseres heeft vervolgens haar beroep ter zitting ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft op 14 december 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiseres zelf niet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eerder een verzoek om vrijstelling van griffierecht had ingediend, dat voorlopig was toegewezen. Dit verzoek is nu definitief toegewezen, waardoor eiseres geen griffierecht hoeft te betalen. De rechtbank heeft ook de proceskosten in de beroepsfase beoordeeld. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van deze kosten, maar de staatssecretaris was niet bereid om deze te vergoeden, omdat het bestreden besluit was ingetrokken op basis van documenten die pas in beroep waren overgelegd.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres in de bezwaarfase al relevante documenten had overgelegd die haar verblijfsrecht als Unieburger onderbouwden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de proceskosten van eiseres moet vergoeden, omdat de stukken die later zijn ingediend niet van doorslaggevend belang waren. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op €837 voor de rechtsbijstand bij het indienen van het beroepschrift, maar heeft geen vergoeding toegekend voor het verschijnen ter zitting. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15321

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nr.] ,
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Inleiding

1. Eiseres heeft op 23 mei 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van 14 oktober 2022 waarmee haar verblijf als Unieburger is beëindigd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 26 april 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij dat besluit gebleven.
1.2
Op 11 december 2023 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken.
1.3
Eiseres heeft het beroep ter zitting ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.
2. De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van eiseres en van verweerder deelgenomen. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

3. Van een indiener van een beroepschrift bij de bestuursrechter wordt griffierecht geheven. Eiseres heeft het verzoek gedaan om hiervan te worden vrijgesteld. Eerder heeft de rechtbank dit verzoek voorlopig toegewezen. Gelet op wat eiseres naar voren heeft gebracht over haar inkomen en het door haar ondertekende formulier, ziet de rechtbank aanleiding om dit verzoek definitief toe te wijzen. Van eiseres zal dan ook geen griffierecht worden geheven.
4. De rechtbank stelt vast dat met de intrekking van het beroep door eiseres op zitting alleen nog een oordeel hoeft te worden gegeven over de proceskosten.
5. Eiseres heeft verzocht de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de door eiseres gemaakte proceskosten in de beroepsfase.
6. In zijn intrekkingsbesluit van 11 december 2023 heeft de staatssecretaris meegedeeld dat hij niet bereid is de door eiseres gemaakte proceskosten te vergoeden. Het bestreden besluit werd namelijk ingetrokken naar aanleiding van de eerst in beroep overgelegde bankafschriften en salarisspecificaties. De in beroep overgelegde documenten waren van doorslaggevend belang. De staatssecretaris heeft daarmee in het bestreden besluit geen rekening kunnen houden. Hij is daarom geen proceskostenvergoeding verschuldigd.
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de relevante stukken ter onderbouwing van haar bezwaar tegen het intrekken van haar verblijf als Unieburger al in de bezwaarfase zijn overgelegd. Het gaat om documenten die aantonen dat eiseres reële en daadwerkelijke arbeid verrichtte, op basis waarvan haar verblijfsrecht als Unieburger toekomt. De documenten die later in beroep zijn overgelegd vormen slechts een aanvulling op hetgeen in de bezwaarfase al onderbouwd was betoogd.
8. De rechtbank stelt vast dat in de bezwaarfase door eiseres documenten zijn overgelegd die relevant waren voor de aanvraag. In het bestreden besluit overweegt de staatssecretaris dat eiseres heeft verklaard dat ze solliciteert en geen vast dienstverband kan vinden, maar wel seizoenswerk en werk voor bepaalde tijd krijgt aangeboden. Ook heeft eiseres in de bezwaarfase een uitzendcontract overgelegd, maar de staatssecretaris heeft overwogen dat daarmee niet is gebleken dat eiseres daadwerkelijk een inkomen heeft verworven.
9. Als algemeen uitgangspunt geldt dat het bestuursorgaan in de proceskosten wordt veroordeeld wanneer een belanghebbende een rechtsmiddel aanwendt en dit ertoe leidt dat hij geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als bijzondere omstandigheden rechtvaardigen dat het verzoek tot vergoeding van de gemaakte proceskosten wordt afgewezen. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de noodzaak om beroep in te stellen uitsluitend voortvloeit uit de handelswijze van de belanghebbende. Van kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, zoals bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Awb is in dat geval geen sprake.
10. Nu eiseres in de bezwaarfase al een arbeidscontract heeft overgelegd, waarmee tenminste een sterke indicatie bestond dat zij opnieuw verblijfsrecht als Unieburger had, volgt de rechtbank het betoog van de staatssecretaris niet dat de stukken die nadien aan het dossier zijn toegevoegd, van doorslaggevend belang waren. Op grond van artikel 8:75a, van de Awb moet de staatssecretaris in zo’n geval de proceskosten voor het instellen van het beroep aan eiseres vergoeden.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris moet de proceskosten van eiseres vergoeden. Deze vergoeding stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €837 voor het indienen van het beroepschrift. De rechtbank oordeelt dat er reden is om geen vergoeding toe te kennen voor het verschijnen ter zitting omdat de gemachtigde van eiseres ter zitting alleen het beroep heeft ingetrokken, en een verzoek om vergoeding van de proceskosten heeft ingediend. Op grond van artikel 2, derde lid van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan in deze omstandigheid van de standaard vergoedingen worden afgeweken. Verder zijn er geen kosten gemaakt die redelijkerwijs voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 837 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.